109 Marien en Mies van der Schelde-van der Weele. Ze woonden te Looperskapelle; de heer van der Schelde was gemeentewerkman, zij was huisvrouw. Samen proberen ze hun gedachten een beetje te ordenen en herinneringen naar boven te krijgen. Het is duidelijk lang geleden. Beelden vervagen en veranderen in de loop van de tijd. Dat is geen probleem, met elkaar komen we er wel uit. Marien van der Schelde begint. Hij vertelt: Het was een hele toestand die zondag, een angstige dag. ik was gemeente werkman, maar ik werkte ook wel bij boeren als dat nodig was, in den "oest" en zo, maar ik was ook grafdelver. Mijn opa Leendertse deed dat ook al, en toen dat te zwaar voor hem werd heb ik het overgenomen. Maar omdat ik dus bij de gemeente werkte moest ik voor de burgemeester, Nieborg, bij verschillende mensen gaan zeggen dat de dijk was doorgebroken bij Den Osse en of ze maar wilden komen helpen. We konden iedereen gebruiken. Ik ging overal op de fiets naartoe. Gelukkig bleek later dat de dijk niet kapot was, maar alleen aan het afkalven was. Het bleek dat het water van de andere kant kwam en iedereen moest ook daarvoor weer gewaarschuwd worden. Het was toen voor het eerst dat er al boeren met hun koeien langs kwamen. Je zag de sloten vollopen en over het land zag je het vanaf de Hogeweg langzaam aan komen rollen. Via radioberichten hoorde je dat er al mensen verdronken waren, "er is overal water" werd er gezegd, "dan oear je toch wê benauwd". We woonden bij de oude begraafplaats, een beetje aan de linker kant. We hebben zelf ook wel wat huisraad naar boven gebracht, maar ja, ik had een "pitje mee êêpels" en dat ging wel een beetje aan m'n hart, dat snap je. En dan de kippen, die hadden we net een week, ze zijn allemaal verdronken. Dan gaat Mies Van der Schelde verder. Ze wil ook nog wel wat kwijt. Want: Aan de overkant bij ons woonde Bakker en hij zei: "Kom eens kijken bij ons boven, je kan zo het water aan zien komen". Je zag toen wel dat het menens was, het zou niet stoppen bij de Hogeweg. Ze zijn wel drie keer geweest om te zeggen dat we weg moesten, maar ik was nog niet klaar, 'k Wilde nog zo veel meenemen, kleren voor de jongens en zelf had ik twee jurken over elkaar aan. Giljam was 3 jaar en Jan 4 maanden, dus er moesten ook luiers mee. Ook heb ik nog pap gekookt voor Jan en het ledikant, de tafel en stoelen boven gezet. Op de kachel stonden nog peertjes te koken. "Ma die ê'mün'nie mir op'ehete", zegt Marien, met spijt nog in zijn stem. Gelach, na de ernst. Mies Van der Schelde pakt de draad weer op. Marien wilde houtjes kappen en boven brengen en zei: "dan kunnen we wel boven wonen", maar dat kon natuurlijk niet met al dat water rond je. Je wilde bij je spulletje blijven, maar dat ging niet. De radio ben ik vergeten, en die ouderwetse kast van mahoniehout en het dressoir kon ik ook geen baas over. Arjóón Dalebout was langs geweest en zei dat het water alweer gestegen was en toen ben ik toch meegereden met de kinderen. Ik had een tas bij me met brood, boter en jam èn het broodmes. Marien zou met de fiets komen en ik had hem gevraagd om de kinderwagen mee te nemen, want daar zaten ook nog allemaal spullen in zoals kleren voor de kinderen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 61