In het rapport van 5 Februari staat o.a.: de situatie op Schouwen en Duiveland wordt eerst als ernstig onderkend nadat de berichtgeving uit Zierikzee van 4 februari 07.00 uur een duidelijk beeld van de toestand gaf, waarop aan dit gebied prioriteit bij de hulpverlening werd gegeven". De vele vraaggesprekken van de redactieleden met ooggetuigen vormden een belangrijke bron. In het hoofdstuk wordt verslag gedaan van de toedracht binnen de verschillende gemeenten op het eiland. In de verantwoording schrijft de redactie: "Welbewust heeft cle redactie er van afgezien de gebeurtenissen in elke plaats met dezelfde uitvoerigheid te beschrijven. Dit zou geleid hebben tot eindeloze her halingen, die de leesbaarheid van het boek ernstig zouden hebben geschaad". Als droevig voorbeeld van diep menselijk lijden tijdens de ramp werd met toe stemming van de redactie van Het Vrije Volk een artikel van de journalist Guy Fortgens over de Nieuwerkerkse familie Rentier integraal overgenomen. Van enig schriftelijk contact tussen cle redactie en de familie Rentier is geen spoor te vinden. Vastgesteld dient te worden, dat de redactie niet in staat was om elke plaats uit voerig te beschrijven. Zoals gezegd verstrekten slecht een klein aantal gemeenten volledige overzichten, van sommige gemeenten is het redactiearchief geen spoor te vinden. Redactie: Verliezen en vergoedingen Voor het samenstellen van dit hoofdstuk werd ook gebniik gemaakt van de ant woorden op de vragen aan de gemeente- en polderbesturen. Het bleek voor de besturen onmogelijk op de navolgende vragen een duidelijk antwoord te geven: is er schade aan gemeente-eigendommen en tot welk bedrag? Hoe groot zijn de ver liezen aan vee, huizen, werkplaatsen, schuren en inboedels? Welke hulp is er ver strekt in materiële en financiële zin? Welke vergoedingen zijn er uit het Rampen fonds ontvangen? Tijdens en kort na de ramp was men druk met allerlei zaken en zijn er geen exacte aantekeningen gemaakt over verliezen en vergoedingen. Pas later toen men over de gegevens van onder andere het Rampenfonds, het Rode Kruis, de Directie Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, de ministeries van Financiën en van Veerkeer en Waterstaat beschikte, was men bij benadering in staat een overzicht van verliezen en vergoedingen vast te stellen. J.M. de Nooijer: Vroegere overstromingen Jan Marinus de Nooijer werd op 30 januari 1896 te Kruiningen geboren. Hij begon zijn loopbaan als onderwijzer te Wolphaartsdijk. Hier leerde hij zijn echt genote, Maria de Koster kennen, met wie hij op 27 januari 1921 in het huwelijk trad. Op 1 februari 1921 werd hij tot hoofdonderwijzer benoemd te Oostelijk nabij Krabbendijke. In juli 1929 werd hij hoofd van de openbare lagere school te Renesse. Hij bleef tot aan zijn pensionering in 1959 aan cleze school verbonden. Bij zijn afscheid werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. De Nooijer bekleedde tal van bestuurlijke functies binnen de dorpsgemeenschap van Renesse. In zijn kwaliteit als correspondent van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft hij een wezenlijke bijdrage geleverd aan de kennis van de prehistorie van Schouwen. Meester De Nooijer, zoals hij bekend stond binnen cle Renesser gemeenschap, overleed op 13 april 1986. Zijn grondige kennis van de plaatselijke en regionale historie was de reden voor de uitnodiging om een bijdrage voor het rampboek te schrijven. In zijn bijdrage stelt hij dat ook de ramp van 1953, evenals de Sint Felixvloed van 5 november 114

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 5