Bart Bij de Vaate. Hij woonde ten tijde van de watersnoodramp in de polder, in de Hakeweg bij Serooskerke. We kregen in de loop van de morgen bericht dat we weg moesten en dachten dat Scharendijke wel droog zou blijven, we konden daar dus veilig naartoe. Daar zou het niet zo dreigend zijn als bij ons in de Hakeweg, tegen Serooskerke aan. In Scharendijke in 't Wegje woonde familie van ons, Job van der Panne en zijn vrouw, tante Jööne. Het vee was die morgen al op Renesse gebracht, maar de hulp voor de varkens, schapen en konijnen kwam te laat: plotseling moesten we haast maken, het water kwam opzetten. We reden twee biggen en wat bij elkaar geraapte spullen met paard en wagen naar Scharendijke. De familie aldaar bleek al vertrokken te zijn. Toch bleven pa en ik daar met de twee biggen. Mijn broers reden door naar Renesse. Aan het begin van de avond liep daar alles onder, we hebben toen geprobeerd zo veel mogelijk boven te zetten, want alles stond er nog zo zoals ze weggegaan waren. Gelukkig hadden we een petroleumlamp bij ons, maar voor een heel huis is dat toch wel erg weinig. Opeens herinnerden we ons de biggen die nog in de garage stonden. Het waren al tamelijk grote beesten, maar we hebben ze toch boven op de slaapkamer gekregen. Het voer was een groter probleem, gelukkig lagen er bij Flip de Jonge in 't Wegje nog mangels op het erf, die hebben we meegenomen. Tante vond dat achteraf niet zo leuk, ze zei: "Nou is mijn zeil voorgoed bedorven!" De andere morgen zijn we op de fiets naar Renesse gegaan. We moesten door het water, m'n laarzen liepen nog net niet vol. Op Renesse zaten we met z'n dertienen in een arbeidershuisje met één kamer en een paar bedsteden. Wij sliepen met drie broers in één bedstee, allemaal een beetje opschuiven en dan gaat het best hoor. Ik heb de radio weer aan de praat gekregen met een koperdraad op het dak als antenne, ledereen kwam er omheen zitten om de berichten te horen. De kamer was vaak hartstikke vol; de radio stond altijd aan. Na ongeveer een week hoorden we pas iets over Schouwen-Duiveland. We hoorden steeds zeggen: "Men vreest het ergste". Nou, dat klinkt dan niet goed... De eerste twee weken heb ik geholpen met het herstel van de Rampweg. Op een dag landde er een helikopter op het strand, terwijl wij daar aan het werk waren. Hiervan wilden wij het fijne weten, dus we stapten er met een aantal mensen op af. Er stapte een man uit met een zwemvest aan en een bril op en hij vroeg: "Ben ik hier op Renesse?" "Nee, dan moet u daar zijn", we hebben hem toen gewezen hoe hij er moest komen en verteld waar we zoal mee bezig waren. Toen vertrok hij weer. 's Avonds kwamen we terug op Renesse en werd er uitvoerig verhaal gedaan: "Prins Bernhard is vandaag geweest!". Leuk, maar als wij er niet waren geweest had hij Renesse nooit bereikt! Na een paar weken ben ik van het eiland weggegaan. Met een klein bootje werd je bij de 93

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 53