gebruiken. Als we even op de fiets zitten komen we Rinus van Leenen met zijn meisje Nelly Goudzwaard tegen. Hij vertelt dat ze bij reuze goede mensen zijn. Als we weer een eindje gereden hebben en bijna het dorp uit zijn komen we buurman Van der Have met zijn dochter Neeltje tegen. We stappen af en vertellen hem wat we van plan zijn. Hij zegt: "Je moet toch maar gaan. Mijn vrouw zal dat heel erg fijn vinden en ze heeft een verzetje nodig!" Hij vertelt ook dat Rinus vanmorgen een beetje overstuur was. Zo vertelde hij dat hij spijt heeft hier naar toe meegekomen te zijn en dat hij vandaag of morgen terug naar Schouwen gaat. Verder komen we met elkaar tot de conclusie, dat we bij geschikte mensen terechtgekomen zijn en dat ze hier allemaal erg behulpzaam zijn. Aan de andere kant hopen we ook dat het maar voor korte duur zal zijn. Bij benadering weten we echter niet hoe lang dat zal zijn, maar wellicht toch enkele maanden. Buurman Van der Have en Neeltje gaan dan verder om hun boodschappen te doen, terwijl Eef en ik onze weg naar buurvrouw Van der Have vervolgen. Verderop komen we Kees Beije op een prachtige fiets tegen. Hij zegt ook bij goede mensen te zijn. Met zijn vrouw gaat het wat minder; door alle gebeurtenissen is ze overspannen geraakt. Het fietsen gaat prima. Eef rijdt rechts van me en heeft wanten aan. Deze zijn niet overbodig, het is tamelijk koud en we hebben de wind tegen. Om me goed bij te houden houdt Eef me regelmatig bij de arm vast. Als we ons doel bijna bereikt hebben komen we ook de oude Arjaan van Westenbrugge met zijn huishoudster Neeltje Boot tegen. We groeten elkaar en zijn verrast dat we zoveel bekenden tegenkomen. Buurman Van der Have heeft gezegd, dat we bij twee naast elkaar liggende boerderijen moeten zijn. In de eerste zijn zij en in de andere Neeltje en Kobus ondergebracht. Als we vlakbij komen zien we buurvrouw Van der Have al voor het zolderraam staan en ze roept, dat het heel goed is dat we gekomen zijn. We rijden naar de achterdeur, zetten onze fietsen neer en bellen. We maken kennis met mevrouw Van de Steen en worden in de kinderkamer gelaten, waar ook buurvrouw Van der Have komt zitten. Ze vertelt dat ze zo blij is iets van haar dochter Adrie te hebben gehoord, die met haar man en kind in Delft is. Ze is erg dankbaar dat we allemaal gered zijn. "Maar", zegt ze, "nu zitten we met Rinus! Hij deed vanmorgen zo raar! Hij zei er spijt van te hebben hier naar toe te zijn gekomen." Ze zegt het verder fijn te vinden dat hij vanmiddag aan het werk is gegaan. Dan doet hij wat en is wat afgeleid. Ik zeg haar dat ik nog wel met hem wil praten. Onderwijl houdt Eef zich bezig met de vele kinderen. Behalve de twee van de familie Van der Have is dat ook een stel van de familie Van de Steen. Buurvrouw Van der Have zegt nog helemaal geen adreswijzigingen te hebben verstuurd. Ik heb er nog enkele bij me en schrijf die voor haar. Om de naam van de plaatselijke straat te vragen ga ik even naar mevrouw Van de Steen in de andere kamer. Deze zegt dat het goed is als buurvrouw Van der Have wat te doen heeft om daardoor de dingen wat te vergeten. Ze zegt verder: "Ik laat haar aardappels schillen, bedden opmaken en andere karweitjes doen. Dat is goed voor haar en dan heeft ze ook het gevoel dat ze iets terug kan doen voor alles wat ze hier krijgen. Als ze niets doet gaat ze maar piekeren!" Voor we vertrekken vertel ik buurvrouw Van der Have over mijn horloge dat ik heb weggebracht. Ze geeft me het horloge mee van Rinus waar ook water ingekomen is, om dat bij de horlogemaker af te geven. Eef en ik stappen weer op en gaan nog even bij Kobus langs. We treffen hem aan op het dak van de schuur, waar hij samen met nog iemand bezig is dakpannen goed te leggen. Na een praatje met hem gemaakt te hebben vertrekken we. Als Eef en ik weg fietsen en juist weer op de weg zijn, komt Rinus van der Have vanuit een weggetje aan de overkant op een wagen meegereden. Hij komt direct naar ons toe en ik vraag 50

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 27