ze tot de maan hoger staat en het lichter wordt, waardoor het varen en redden gemakkelijker gaat. Na een poosje krijgt Fien dorst. Meester Van der Vegt zegt dat er nog water is en dat daarmee thee gezet kan worden. Het keteltje wordt gevuld en op de kachel gezet. Fien zegt dat ze al die geluiden beneden zo akelig vindt. We vertellen haar dat dit de drijvende tafels, kasten hier beneden en de banken in de schoollokalen zijn. Na een poosje schrikt ze weer op als het water kookt en de ketel fluit! Ik vertel haar dat daar al meer mensen erg van geschrokken zijn. Er wordt thee gezet en de kopjes worden klaar gezet. Er blijkt juist genoeg te zijn, voor ieder een kopje. De thee smaakt goed en met deze warme dronk kunnen we er voorlopig weer tegen. Als Vader zijn thee op heeft zegt hij: "Ze komen voorlopig toch niet, ik moest nog maar even gaan rusten, want vannacht heb ik ook al niet geslapen!" Meester Van der Vegt zegt dat hij dat gerust kan doen en gaat mee naar de schoolzolder om een bed voor hem in orde te maken en dekens op te zoeken. Als meester Van der Vegt terug is gaan we ook wat soezen. Ik lig met mijn hoofd tegen de kast en doezel wat, evenals Fien die tegen haar verloofde leunt. Op een gegeven moment komt de shag voor de dag en ze draaien allemaal een sigaret, terwijl ik er een voor Van Leenen draai. Daarvoor heeft de verloofde van Fien zijn laatste sigaretten opgedeeld; ik heb er geen genomen omdat ik niet rook. Na een poosje pakt Meester Van der Vegt het door Vader zorgvuldig verpakte spek en maakt het open. Hij snijdt voor ieder die het hebben wil, en dat blijken we allemaal te zijn, een plak spek. Ik heb nog nooit rauwe spek gegeten, maar wil toch wel een stukje proberen. Het smaakt me niet bijster goed. Wie meer lust kan nog een stuk krijgen en behalve ik zijn ze dat weer allemaal. Aanvankelijk wil Van Leenen na het eerste stuk niets meer hebben, maar als ik even aanhoud eet hij lekker nog twee andere stukken. Ik maak de opmerking: "Wat een toestand en wat een gezicht! Dat heb ik mijn hele leven nog niet gezien: een rij mensen met allemaal een stuk rauw spek tussen de tanden! Nee, zoiets heb ik nog niet eerder beleefd!" Nadat allen tenminste twee stukken gehad hebben, pakt meester Van der Vegt het spek weer netjes in met het touwtje eromheen. Hij zegt het spek heel lekker te vinden en begrijpt niet waarom ik het niet lust. Hoewel we vermoeden dat ze willen wachten om ons op te halen tot het wat lichter is, is het trouwens best angstig dat ze zo lang wegblijven. Er kan wat gebeurd zijn met de reddingboot, die onze mensen heeft opgehaald. Stel je voor dat hij omgekiept is! Enfin, daar moeten we maar niet aan denken! Dat zou verschrikkelijk zijn met alle vrouwen, kinderen en mannen aan boord! Ik merk dat ook meester Van der Vegt aan dit soort mogelijkheden denkt. En telkens kijken we uit het raam om te zien of er al iets aankomt. Na een poosje komt Vader binnen en zegt niet geslapen maar wel gerust te hebben. Het is nu maar stil afwachten tot ze ons komen halen. Het pakje shag van Kobus gaat nog eens rond en ik draai weer een sigaret voor Van Leenen. Als ik mijn hoofd buiten het raam steek hoor ik iets kraken en zwiepen, dat doet denken aan het geluid van roeiriemen. We stappen op en gaan naar het vertrek ernaast om direct klaar te zijn als ze komen. Er blijkt echter niets aan te komen. Ik heb me vergist. Het geluid zal van ronddrijvende banken of de bomen zijn geweest. We gaan maar weer terug om bij de kachel te zitten, die nu trouwens een heel eind uit is. En weer kijken we telkens naar buiten om te zien of er iets aankomt. Door de opkomende maan wordt het langzaam steeds lichter. Bij het café "De Heerenkeet" op de dijk zien we een groot licht, waarschijnlijk ten behoeve van de aankomende en vertrekkende reddingboten. 34

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 19