de school. De eerste vliegtuigen die we vanmorgen zien zijn alle lichte toestellen, die waarschijnlijk de zaak willen verkennen of foto's komen nemen. Vanmiddag zijn het zwaardere vliegtuigen die heel laag overvliegen; de deur in het vliegtuig staat meestal open en we kunnen de bemanning goed zien. En hoe ik ook zwaai, ze gooien geen rubber boot meer af. 's Middags kijken we toch weer regelmatig begerig naar de afgeworpen rubber boot, maar het is niet gemakkelijk om hem te pakken te krijgen. Ik denk het wel te kunnen. Ik zou naar de boompjes kunnen zwemmen, per slot van rekening is dat maar een klein stukje, en me dan zo langs de boompjes naar het bootje werken. Maar de mannen zeggen, dat dit erg gevaarlijk is en dat ik het zal besterven van de kou als ik het water inga. Ik reageer dan: "Gisteren heb ik toch ook drie uren door datzelfde koude water gelopen." "Maar", wordt gezegd, "dat is iets anders! Toen ging het geleidelijk." Als we nog een poosje staan te kijken zeg ik: "Het heeft eigenlijk ook geen zin het bootje op te halen, we kunnen er toch niets mee doen. Je kunt er hoogstens met z'n tweeën in en met dit stormachtig weer is het heel riskant! En als je eenmaal bij de dijk bent, kun je er toch niet meer mee terug komen." Meester Van der Vegt is het hiermee niet eens en reageert: "Dat moetje niet zeggen. Als ik het bootje hier had, zou ik er best met mijn drie kinderen in durven. Die kan dat gemakkelijk hebben. En ik zeg maar zo, dan zijn die toch alvast veilig!" De vrouwen ruimen de boel op van de middagmaaltijd en wassen alles een beetje af met het moeilijk verkregen water. Ze zetten ook bruine bonen in de week, die we vanavond zullen eten. Vanmiddag lopen we van het ene raam naar het andere. Bij veel huizen zien we een wit doek buiten hangen. Het witte doek als teken dat we om hulp vragen! Hoe lang zullen we hier nog moeten zitten? Zullen we hier nog een nacht moeten doorbrengen? Dat zou verschrikkelijk zijn. We begrijpen wel dat er aan onze redding wordt gewerkt, maar we begrijpen niet waarom die zo lang uitblijft. Witte vlaggen, we zien ze overal: Bij Piet Beije hangt een groot wit laken uit het raam, evenals bij Jan Boot (Taaiersheul), Koos van 't Hof, de timmerman Floor van Westenbrugge en bij Kees Hanse. Vanmorgen bedacht ik, dat de vrouw van Kees Hanse misschien alleen met haar kinderen thuis is. Haar man is gistermorgen waarschijnlijk direct naar de boerderij van zijn vader (Jan Hanse van de stolpe) gegaan toen hij het water op zag komen, om te helpen het vee te redden. Door het opkomende water kon hij mogelijk niet meer terug naar zijn gezin. Een verschrikkelijke gedachte, dat deze vrouw daar alleen zit met drie kleine kinderen, waarvan de jongste nog maar net een jaar is. We maken ons ook ongerust over haar schoonvader Jan Hanse met zijn dochter Mientje en mogelijk zijn zoon Kees. Als die nog op de zolder van hun huis zitten, zullen ze zich zeker niet veilig voelen. De boerderij (in de vorm van een stolpe) ligt laag en is oud. Vanmorgen hebben we er al over gesproken om de telefoon nog eens te proberen, om op die manier aan wat nieuws te komen en te horen wat er gedaan wordt om ons te redden. Vanmorgen was het onmogelijk om bij de telefoon te komen, het water stond veel te hoog zodat ik niet via het trapgat in de gang kon komen. Maar omstreeks 2 uur is het water weer een stuk gedaald, zodat het dan misschien wel mogelijk is. De vraag is verder of de telefoon vannacht misschien onder water heeft gestaan. Na veel passen en meten stelt meester Van der Vegt vast, dat de telefoon juist droog is gebleven. Ik zal dus proberen de telefoon te bereiken. Ik kleed me nagenoeg helemaal uit en doe alleen een korte bovenbroek en overhemd aan. Hoewel Vader dit allemaal maar een beetje gek vindt, denk ik bij mezelf: "Als ik in het water rol heb ik tenminste nog droge kleren." De vrouwen uiten hun bezorgdheid als ze zien wat ik 26

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 15