binnen. Die dode opgezette koeien gaven niets mee. Het was dikwijls dringen geblazen.
Achter de roeiboot gebonden werden ze naar de hoofdweg gebracht. We hadden daar
de beschikking gekregen over een amfibievaartuig en die bracht de kadavers naar de
haven. Daarna moesten ze naar het destructiebedrijf in Dordt. Dat gebeurde ook over
water. Met zwager Klaas Veerman hebben we er heel wat met zijn schip "Yda" wegge
bracht.
Die storm is voor 's-Gravendeel veel erger geweest dan vijf jaar oorlog. Zelf heb ik nog
een paar weken met een stormbootje gevaren. Ik bracht dragline materiaal naar de
Mariapolder aan het Hollandsch Diep en drinkwater voor de teruggekeerde boeren, o.a.
naar de familie Vos in Groot Koninkrijk. Dat duurde tot zij weer over land bereikbaar
waren. Daarna hebben we een week of zo aan een pomp gestaan in de Mijlpolder en
Groot Koninkrijk.
Toen die zo goed als droog waren, gingen we de beschadigde en half weggeslagen huizen
te lijf. Dat deden we op zijn "Watergeus". Eerst haalden we de dakpannen die over
waren van het dak af, daarna namen we een polderboom en: rammen die handel.We
begonnen op een hoek. Als een muur in elkaar stortte, moest je wel maken dat je weg
kwam.
Na het opruimen van het puin hebben ze me nog aan de schop gezet in het Nieuwe
Gors bij Puttershoek. Ik moest kleigrond uit de griend kruien naar de gaten in de bin
nendijk. Dat kon ik al gauw. Ik heb me daarop maar weer aangemonsterd op een
Zweeds vrachtschip. Net voor de ramp had ik anderhalf jaar op zee gezworven, doch
was gelukkig die tijd thuis.
Aldus zat mijn watersnoodtijd er op. 's-Gravendeel, februari I998,W. Baars
13