De hulpverlening Je begrijpt, dat het moeilijk was de mensen op Schouwen-Duiveland te bereiken. Alles stond onder water. Telefoonlijnen waren kapot. De post werd niet meer bezorgd. Een heleboel wegen waren door de golven kapot geslagen. Of helemaal onder water verdwenen. Ook de veerboten voeren niet meer. Het eiland was onvindbaar geworden. Niemand wist eigenlijk hoe erg het was. En juist daardoor duurde het een hele poos voordat er hulp kwam. Gelukkig waren er mensen met een radio-zender. Twee mensen uit Zierikzee konden op die manier kontakt leggen met Middelburg. Zo konden ze vertellen wat er aan de hand was. Zo werd ook in de rest van Nederland bekend wat er op Schouwen-Duiveland gebeurd was. En heel belangrijk was, zij konden om hulp vragen. De eerste hulp die kwam was om de mensen in nood te redden. Met allerlei scheepjes werden mensen opgepikt. Helikopters haalden mensen van de daken. Ook werden zandzakken en eten en drinken 'gedropt'. Eten, omdat heel wat mensen soms al dagenlang niet gegeten of gedronken hadden. En zandzakken om gaten in de dijken te dichten. De meeste mensen werden geëvacueerd. Dat wil zeggen, dat zij naar veilige plaatsen werden gebracht. Vooral oudere mensen, vrouwen en kinderen moesten zo snel mogelijk weg uit het rampgebied. Want, zolang de dijken niet waren gemaakt, stroomde het water met vloed de polders in. De stroomgaten werden steeds maar breder. En dieper. De situatie werd steeds gevaarlijker. Een groot aantal mensen kon niet gered worden. Op Schouwen-Duiveland verdronken 531 mensen. Vooral Ouwerkerk, Nieuwerkerk, Oosterland en Serooskerke werden zwaar getroffen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1995 | | pagina 5