86 ben ik al bekaf. Eenmaal in de vlakke polder loeit de wind op een angstige manier. Nergens zie ik licht. Overal is het pikdonker. Hoewel de tempera tuur tegen het vriespunt lag, zweette ik bij Aarden al als een paard. Mijn broek en pyama waren al doorweekt en mijn armen begonnen pijn te doen van het trekken aan het stuur. Mijn enige gedachte was Vooruit, je bent er aan begonnen, dus afmaken die zaak." Eerlijk gezegd was ik blij dat ik de polder in werd gestuurd. Er was aan het veer bij de vloedplanken misschien nog wat te beleven. Zo dacht ik er op dat moment over. Een uur later zou dat wel anders zijn. Maar dat kon ik toen nog niet weten. Na een kwartier naderde ik Slikkenburg. Een felle lichtbundel liep dwars over de weg. Het eerste teken van leven sinds een kwartier. Ik stuurde naar links waar de smid Jan Kint woonde, en zag de burgemeester met zijn auto. Bij hem stonden veldwachter Manni- en en Kees de Jong met vrouw en schoondochter. Ben jij hier?" riep de burgemeester toen hij me zag. Ik legde hem uit dat ik naar het veer wilde. Nee", viel Manniën mij in de rede, "dat mag jij niet. Het water staat al bij Laanen tot boven aan de sloot." Uitgepraat was ik, het doel van mijn missie zou ik dus nooit bereiken. Toen vroeg ik maar:" Wat kan ik voor de goede zaak doen?". Ik moest alle mensen aan de Beijmoersedijk(nu Ignatiusdijk) wakker maken. Rondom ons vlogen de pannen, van het dak van de schuur van Janus Luijks, in het rond. Ook Harrie Bogers kwam met de auto aan rijden. Noch bij Jan Kint noch bij Kees Bovée, de dijkgraaf, die op hoeve Slikkenburg woonde, was licht aan. Die mensen waarschuwen, nam Manniën voor zijn rekening. Ik tuurde de wijde polder in, waar nu reeds water moest staan, maar er viel nergens een lichtje te bespeuren. Zouden die mensen achter in de polder wel in de gaten hebben, dat hun huis en boerderij al in het water stond? Ik maakte dat ik weg kwam en met de storm in de rug draaide ik het baanje bij Janus van Eekelen in, omdat dat de kortste weg was naar de Beijmoersedijk. Na 50 meter zat ik muurvast in de blubber en besloot om via de Tholenseweg om te rijden. Aan de slechte toestand van die Slikkenburgseweg, die zijn naam alle eer aan deed, dank ik mijn leven. Was ik toch doorgeploeterd, dan was ik door het aanstormende water verzwolgen en in de Verkorting gesleurd en niemand zou ooit nog iets van mij vernomen hebben.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1993 | | pagina 45