203 Tien weken naderhand ben ik sloten gaan schoon maken, met de hand. Dat heb ik niet zo lang gedaan, want toen ben ik met hengsten gaan rijden. Daar moest wat binnen komen ook. Wij waren met ons drieën thuis, en mijn vader was vier. Er was genoeg te doen, maar dat bracht niks op. Ik was wel wat blij, dat ik eruit was. Je sjouwde je dood en je schoot nog niks op per dag. Naderhand zijn ze draglines gaan gebruiken, vooral bij de grote boeren. Maar wij moesten het zelf verdienen. Of je daar steun van kon krijgen van het Rampenfonds? Mijn vader wilde daar toch geen cent van hebben, dat konden wij zelf wel! Dat jaar heeft er ook niks meer gegroeid, hé. Je moest gips strooien en gerst zaaien, maar.... Ik zeg niet dat dat slecht is geweest, maar op de bodem lag een hele laag slib, net van die cement. Heb je .Vrederust' ook nog bewust meegemaakt toen je vader en moeder daar waren? Nee, ik ben daar gewoon naartoe gegaan en toen waren ze daar en toen vertelden ze daar dat ze er 's nachts uitgehaald waren met die bootjes en zo. Oom Christ, tante Piet en Piet Luijks zijn daar geweest en mochten ze daar al gauw komen. We hadden nog wat beestjes over en die mochten we bij Toontje van Wijk zetten. Oom Christ was blij met ons, omdat we er kwamen werken natuurlijk. Tante Piet niet minder, want ons moeder was ook een actief mens. Dus hebben ze op .Vrederust' maar een of twee nachten geslapen. Toon Jansen was bij de metselaar en die was bij ons nogal gauw aan het opbouwen. De WC en het huis zoveel mogelijk dicht. Wat zijn nu jouw gevoelens, na zo'n veertig jaar, als je zo terugdenkt aan die watersnood? Dat blijft toch bij je hangen, hoor, je ziet die ramp nog wel voor je hangen, hoor. En dan heb ik nog weieens foto's gezien en beelden op de televisie en je hebt gehoord, dat ze op Slikkenburg in die draden hingen en in die bomen. Bij ons was het dus niet zo erg. Ja, er zijn wel veel mensen verdronken, maar ik ga er altijd vanuit:"Wat zijn wij goed weggekomen, hé!" Geen mensenlevens, hé, alles is teruggekomen. Met angst en beven, met armoede en hard werken, en tobben en ellende, maar een mensenle ven dat komt nooit terug, hé. Als je dan dat meisje van Suijkerbuijk hebt; ik heb het er met Piet nog weieens over gehad, daar kwam ik nog wel met olie, en dan gaan die mensen huilen en dat neem ik ze niks kwa lijk, want dan komt er dat omhoog, het komt niet meer terug, het komt niet meer terug.... En Kees Roks, die is er ook alleen overgeschoten, ja wat zijn wij dan toch goed weggekomen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1993 | | pagina 39