196 (Kees Potters was waarschijnlijk de dijkgraaf]. Bij die dijkwachten waren wij niet bij, maar ik wist wel dat er dijkwachten waren, want wij kenden wel mensen van Nieuw Vossemeer, die kwamen bij ons in de werkplaats. "Ja, ik moet vannacht nog lopen, want het waait nogal hard en het is hoog water." Dat was toen, dat weet ik zeker. Een van Ooms en nog ene, twee jonge mannen zijn daarmee verdronken. Ze zijn nog mensen gaan waarschuwen, boeren daar in die polders, maar die zijn daar verdronken. Die hebben ineens die vloedgolf over zich gehad. Die hadden daar ook geen erg in gehad, die hadden dat ook nog nooit meege maakt. Wij zijn wel een landje waar je goed op moet letten. Of ik naderhand nog bang geweest ben aan de dijk kan best zijn, maar kan ik me niet zo goed herinneren. Je was jong en je had kleine kinderen; je moest vooruit; je begon maar opnieuw. Maar het duurde wel heel lang voordat de polder weer goed was, hé. Toch snel terug naar huis Ik heb niet zo lang in Lepelstraat gezeten; ik ben al gauw teruggegaan. Zodra het water een beetje begon te zakken, ben ik terug gegaan, maar de boeren, die in de polder woonden, die konden niet terug. Wij woonden boven op de dijk. Aan ons huis was niets beschadigd. En in onze regenbak was niets ingelopen, want die stond veel hoger. Om een ding moest ik lachen. Ik zei:"De kippen zijn natuurlijk allemaal verdronken." Maar die waren helemaal niet verdronken. En er waren toch dagen overeen gegaan voordat we daarheen konden. En het schuurtje waar de kippen inzaten, dat stond onderin, dan moest je met trapjes naar beneden. En we kwamen in het kippenhok en wie zaten er allemaal nog mooi bovenop de stok, helemaal boven op de bovenste stok...?, daar zaten de kippen en ze leefden allemaal nog. En misschien hebben ze wel gedron ken, want ze konden bij het water, zo hoog stond het, hoor. We zeiden:- "Die zullen we wel moeten begraven, want die zullen wel verdronken zijn". Ze waren mooi niet verdronken. Een beest weet goed wat hij moet doen in zo'n geval. Achteraf was één ding voor ons wel goed, want we kregen stroom, want voor die tijd draaiden wij zelf stroom. Geen krachtstroom, hoor, zo maar voor een lampje. En water, daar hadden wij een hele grote regenbak voor. En nou kregen we gelijk de waterleiding en de stroom. Die hebben ze toen aangelegd (de gas is veel later gekomen). En daar waren we wel blij mee. Dat hadden we anders misschien niet gekregen. Heel die weg was kapot en nou moesten ze toch ruimen en nu waren ze toch zo slim, van de gemeente, dat ze daarvoor langs kwamen. En wij vonden dat prachtig.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1993 | | pagina 36