Dijkbeveiligingsorganisatie
r zwaar getroffen
inmiddels voltooid. De ramp van
1953 had ook tot gevolg dat het
waterschapsbestel in zuidwest-
Nederland kritisch is bekeken.
Dit resulteerde in de opheffing
van kleinere waterschappen en
in de oprichting van een aantal
grotere. De Brielse Dijkring is
één van die nieuwe water
schappen. Het waterschap
kreeg in 1954 onder andere de
zorg voor het instandhouden
van de hoofdwaterkering van
Voorne-Putten en Rozenburg
een taak die inmiddels bijna 40
jaar wordt uitgeoefend.
Met man en macht heeft het
waterschap gewerkt aan het
herstel en de verzwaring van
duinen en dijken (de verzwaring
van de hoofdwaterkering in het
kader van de Deltawet). De to
tale kosten van de werken heb
ben tot nu toe ruim 150 miljoen
gulden bedragen, waarvoor het
waterschap voor het overgrote
deel subsidie van het Rijk heeft
ontvangen.
De veiligheid voor allen die op
Voorne-Putten en Rozenburg
wonen en werken is normaal
gesproken voor vele jaren ge
garandeerd. Enerzijds door de
afsluiting van het Haringvliet en
anderzijds doordat de waterke
ringen op Voorne-Putten en Ro
zenburg op Deltahoogte zijn ge
bracht.
Eén van de taken van het wa
terschap is te zorgen voor
een goede waterkering. Deze
waterkering moet ook func
tioneren als de weersomstan
digheden en het getij zo zijn,
dat het water buitengewone
hoogten bereikt.
Ook hier, of beter, juist hier is
het waterschap als geen ander
op ingesteld. Het waterschap
beschikt over een organisatie,
die wanneer en waar nodig in
actie komt om de noodzakelijke
maatregelen te treffen.
Deze organisatie komt in actie
als bij Hoek van Holland de vol
gende hoogwaterstanden wor
den gemeten. Iedere stand cor
respondeert met een bepaalde -
in bedreiging toenemende- fa
se, waarbij een 'pakket' maatre
gelen behoort.
waarschuwingsfase:
N.A.P. 2,20 tot N.A.P. 2,80
dijkbewaking fase I:
N.A.P. 2,80 tot N.A.P. 3,50
dijkbewaking fase II:
N.A.P. 3,50 tot N.A.P. 4,25
dijkbewaking fase lil:
N.A.P. 4,25 tot N.A.P. 5,00
Het nemen van maatregelen
wordt geregeld vanuit de cen
trale post, die gevestigd is in het
waterschapshuis te Brielle. De
dijkgraaf van het waterschap
staat aan het hoofd. Vanuit de
ze centrale post wordt ook con
tact opgenomen met de burge
meesters) van de gemeente(n)
waar sprake is van een mogelij
ke calamiteit. Het gebied is in
gedeeld in zes districten. Elk
district heeft zijn eigen taken bij
de instandhouding van een deel
van de hoofdwaterkering.
De Keur (de verordening van
het waterschap) kent een bepa
ling, waarbij het dijkleger kan
worden opgeroepen en waarbij
materieel en materiaal gevor
derd kan worden. Hierbij kan
van alle inwoners in het gebied
gevraagd worden zich tijdelijk in
te zetten in geval van een drei
gende watersnoodramp.
Tegenwoordig zijn er afspraken
met aannemers in de regio, die
in beginsel voor voldoende ma
teriaal, materieel en mankracht
kunnen zorgen. Daarom is de
kans dat het dijkleger wordt op
geroepen gelukkig niet echt
groot.
getroffen plaatsen op Voorne-Putten en
nsen zijn er verdronken. De ramp sneed
V'olters. Hij, zijn vrouw en zes kinderen
aas overleefde de Ramp. Hierbij zijn re-
rtenissen in die donkere nacht.
te hard en de wind kwam met vlagen van de
indere kant om het huisje heen. Schuifelend,
roetje voor voetje waadde ik door het water.
Doby heb ik bij ome Jan van Seventer ge
bracht die even verderop woonde, om snel
te anderen te kunnen halen. Op de weg te-
vg kwam ik alleen de brandweerauto tegen.
Door het lawaai van de storm en het kólken-
te water kon ik koeien angstig horen loeien,
'neens hoorde ik mensen schreeuwen om
hulp. Het waren mijn vader en moeder en
hroers en zusjes. Het was verschrikkelijk. Ik
zag niets maar wilde ze helpen; hoe wist ik
niet eens. Een sterke arm hield me tegen. Ik
mocht en kon eigenlijk ook niets meer doen.
Alleen de wind en het water waren nog te ho
Hoewel ik het niet wilde beseffen begreep ik
wat er gebeurd was. Je wilt het niet weten en
■e blijft hopen dat het niet zo is. Eigenlijk heb
ik al direct geweten dat ze allemaal verdron
ken waren. Ik stond er echt als aan de grond
genageld.
Wat er daarna allemaal is gebeurd, weet ik
niet meer zo goed. Slechts flarden kan ik me
nog herinneren. Wie me tegen heeft gehou
den en naar het dorp heeft gestuurd; ik weet
het niet. Bij 't Mannetje hebben ze me nog
een koe in de hand geduwd en bij Meiburg
bovenop het dorp heb ik nog met natte be
nen tegen de verwarming gezeten. Niemand
in het café wist wat er gebeurd was; alleen ik.
Mijn zwager vroeg of ik wist waar de rest
was. Ik zei dat ik het niet wist en dat ze mis
schien ergens op het dorp liepen. Ook de
burgemeester vroeg me ernaar. Je blijft toch
een beetje hopen en zei daarom weer dat ik
het niet wist. Hij geloofde me niet, schudde
zijn hoofd en liep door.
Van wat er die dag allemaal verder is ge
beurd, kan ik me echt niets meer herinneren.
Alleen dan dat iemand op die zondagmorgen
een tandenborstel had gekocht. Ik moet die
dag op een of andere manier in Heenvliet te
recht zijn gekomen. Daar heb ik gelopen,
want ik zie het water nog over de Groene
Kruisweg stromen. Mijn zusje had ik meege
nomen; dat ik het gedaan heb weet ik niet
meer."
Zo zijn Gaas Wolters naderhand nog meer
dingen verteld die zijn geheugen door de
schokkende gebeurtenissen niet heeft kun
nen vasthouden. Vooral de eerste dagen na
de Ramp heeft hij in een roes van ongeloof
geleefd. Hij zou zijn vader en moeder, zijn
broertjes Arie, Kees, Frans en Piet en zijn
zusjes Truus en Sari nooit meer zien. Ze
waren ten prooi gevallen aan de verwoes
tende kracht van het water. Enkele meters
achter hem meegesleurd door een vloed
golf. Alleen Janny heeft zich op wonderlijke
wijze en met een uiterste krachtsinspanning
op een zolder van een huis in veiligheid we
ten te stellen. Een schrale troost, zeker toen
hij besefte dat wanneer ze allemaal thuis
waren gebleven er waarschijnlijk niemand
was verdronken, en dat zijn vader anderen
op tijd voor het water heeft kunnen waar
schuwen en daarbij zijn eigen gezin niet in
veiligheid heeft kunnen brengen. Het water
had het huis niet klein weten te krijgen. Al
leen was de deur weggeslagen, waren de
ruiten kapot en was het huisraad beneden
weggespoeld. Boven stond echter alles nog
op zijn plaats. Zijn vader was echter een
man met een groot plichtsbesef. Wat de
wethouder zei, deed hij ook. Hij zou de bur
gemeester weer op het dorp ontmoeten.
3