16 HOOFDSTUK II De stormvloedramp van 1 februari 1953. De ramp, die in 1953 plaatsgreep, zette een aanzienlijk gebied onder water. Het rampge bied strekte zich uit over een groot deel van Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden, de Biesbosch en over het westen en noordwesten van het vasteland van de provincie Noord- Brabant Op zaterdag 31 januari woedde een zware noordwesterstorm, die op onze kusten beuk te. Het zeewater spatte hoog op tegen de dijken en op de boulevards. Takken werden van de bomen gerukt en dakpannen vlogen in het rond. De storm stuwde huizenhoge golven de Zeeuwse wateren en het Hollands Diep in. Werd zaterdagmorgen om 10.00 uur bij Moer dijk nog een ebstand gemeten van 0.50 m.- N.A.P., om 5.00 uur in de namiddag had het een hoogte bereikt van 2.80 m.+N.A.P. Mede omdat het ook nog springvloed was, bereikte het water een veel grotere hoogte dan nor maal (ongeveer 1.50 m.+N.A.P.). Er dreigde gevaar, want het zag er wel naar uit dat de meeste buitendijken zeer waar schijnlijk niet bestand zouden zijn tegen dat natuurgeweld. In de direct aan het wa ter liggende plaatsen werd de bevolking ge waarschuwd. De storm wakkerde verder aan tot orkaankracht. Toen het water weer af moest gaan, namen de dijkbewakers tot hun ontsteltenis waar, dat het bijna niet terug wilde lopen; de storm hield het water te gen. De peilschaal bij Moerdijk, die in tact zou blijven, wees 's avonds laat nog 2.25 m.+N.A.P. aan'. Nu zat het er wel dik in dat het mis zou gaan. Het water steeg

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1981 | | pagina 10