Restauratie
Zwakke schakels
Werkplan
van de aan de waterschappen gegeven hulp, althans for
meel.
Het toezicht op de dijken, dat tot dan toe bij Gedeputeerde
Staten berustte, werd tijdelijk aan de minister van Verkeer
en Waterstaat opgedragen. Voorts werd het herstel van
de buitendijken, tot nu toe in handen van de beheerders of
onderhoudsplichtigen, door de minister aan zich getrok
ken.
Voor de provincie Zuid-Holland werd het herstel van de
buitendijken echter aan het college van Gedeputeerde
Staten gedelegeerd, met uitzondering van de rijkswerken.
Daardoor moest het provinciale waterstaatspersoncel,
dat tot dan was toegevoegd aan de waterschappen, strikt
genomen optreden als uitvoerende instantie voor het col
lege van Gedeputeerde Staten. Verblijdend was, dat hier
door in de feitelijke toestand, te weten een bijzonder pret
tige en nauwe samenwerking tussen de waterschappen
en de provinciale waterstaat, niets veranderde.
Begunstigd door goed weer en met inspanning van alle
krachten vond het dijkherstel in 1953 goede voortgang.
Mede met het oog op de evacuaties streefde men ernaar,
zo spoedig mogelijk de overstromingen de baas te worden
door: sluiting van de stroomgaten en lossing van het inun
datiewater, en daarna een zogenaamde „zomerbeveili-
ging" van de eilanden gereed te krijgen.
Tegelijk daarmee ging de uitvoering van de volledige dijk-
herstelplannen voort. De bedoeling was bij de intrede van
het stormseizoen een zodanige beveiliging te hebben
bereikt, dat men enigszins gerust de winter zou kunnen
ingaan.
Ondanks vele moeilijkheden - die soms zeer ongedachte
en onverwachte oplossingen kregen - slaagde men er in
half april 1953 overal een voorlopige beveiliging tot 3
m N.A.P. te verwezenlijken. Op 1 mei 1953 was prak
tisch overal het ondergelopen land weer droog en was de
geëvacueerde bevolking, voorzover er woongelegenheid
was, teruggekeerd. Op 1 november was het dijkherstel zo
ver gevorderd, dat de beveiliging niet onderdeed voor de
toestand, zoals die in 1952 was. Waar het hoofdzakelijk
ging om het herstel van dijken in de oude toestand, was
het werk voltooid.
Op een aantal plaatsen waren de dijken over grote lengte
echter zodanig vernield geweest, dat praktisch hele dijk
vakken moesten worden vernieuwd. Dat was bijvoorbeeld
het geval in het noordwesten van Goeree en het noorden
en zuiden van Flakkee. De verdere afwerking van deze
dijken vond in 1954 plaats. De dijkenkaart (pagina 14)
geeft een globaal beeld van de omvang van het dijk
herstel.
De totale kosten van het dijkherstel bedroegen ruim 90
miljoen, onderverdeeld als volgt (afgeronde bedragen):
herstel hoofdwaterkeringen en
kunstwerken 75 miljoen
herstel binnendijken 10 miljoen
deïnundatie, noodvoorzieningen,
wegherstel 5 miljoen
Na het herstelwerk in 1953 voelden de waterschappen, de
provincie en het rijk sterk de behoefte om, door verbete
ring van per gebied aan te wijzen dijkgedeelten, de veilig
heid van deze gebieden zo hoog mogelijk op te voeren,
zonder te vervallen in al te kostbare werken. Inmiddels
was namelijk wel uitzicht gekomen op verwezenlijking van
het Deltaplan, maar tijdens de lange duur van de uitvoe
ring moest de veiligheid van de omdijkte gebieden zo goed
mogelijk gewaarborgd zijn.
Deze overweging leidde tot de uitvoering van de zoge
naamde ,,zwakke-schakel"-werken: verbetering van
zwakke dijkgedeelten. Ook hiervoor kregen de water
schappen weer de hulp van provinciaal personeel. In feb
ruari 1954 werden aan het rijk voorlopige voorstellen ge
daan voor de verbetering van de hoofdwaterkeringen op
de eilanden. De bedoeling daarvan was om nog in 1954
een aantal dijkgedeelten te versterken of verhogen, die
ten enenmale niet voldoende geacht werden om een
tweede storm als die van februari 1953 te doorstaan. De
kosten van verbetering van deze zwakke plaatsen zouden
echter in het algemeen de draagkracht van de dijkbehe-
rende waterschappen verre te boven gaan. Door het ont
breken van een subsidie-regeling werd in de zomer van
1954 nog niet overgegaan tot verbeteringen van grotere
omvang van zwakke plaatsen. Maar waar uitstel onver
antwoord werd geacht, werd met het werk begonnen.
In het najaar van 1954 zegde het rijk subsidie toe in het
merendeel van de objekten, waarvoor een voorstel tot
verbetering was gedaan. De verstreken tijd was intussen
zowel voor de provincie als voor de waterschappen van
veel nut geweest voor de bezinning op wat zou moeten
geschieden. In de loop van het jaar werd vastgesteld wat
vóór de totstandkoming van de diverse fasen van het
Deltaplan nog aan de dijken gedaan moest worden.
In overleg met de waterschapsbesturen en de rijkswater
staat werd begin 1953 een algemeen werkplan voor ver
betering van de waterkeringen ingezonden. De kosten
daarvan zouden volgens een globale raming 35 miljoen
bedragen. Met technische hulp van de provincie zou het
mogelijk zijn de werken in drie jaar uit te voeren. Voor de
financiering zou echter een belangrijke rijksbijdrage nodig
zijn. Voor de subsidieverlening in de kosten der verbete-
ringswerken werd dan ook aan het rijk een gedetailleerd
voorstel gedaan. Het was gebaseerd op de draagkracht
van de waterschappen en ging uit van een rijksbijdrage
van 23 miljoen.
Aan de hand van de ontworpen plannen werden snelle
vorderingen met de dijkverbeteringen gemaakt. Eind 1955
was voor een totaal bedrag van rond 14 miljoen ver
werkt. Eind 1956 was dit opgelopen tot ruim 27 miljoen.
Inmiddels was op grond van rapporten van de Deltacom
missie (ingesteld door de minister van Verkeer en Water
staat) min of meer komen vast te staan welke waterkerin
gen in Zuid-Holland in het kader van het Deltaplan nog
verhoogd moesten worden.
De .zwakke schakels" binnen het gebied waar de dijken
op deltahoogte" moesten worden gebracht, werden dan
ook - en wel van 1956 af - als deltawerken uitgevoerd en
gesubsidieerd.
15