Stormvloedseindienst (S.V.S.D.)
Rampenorganisatie
Delta-wet
volking en door inzet van militairen, zodra het eigen
lijke dijkleger deze hulpverlening nodig heeft;
d) in elke sector (district) een van de waterstaatsdienst
uitgaand orgaan, dat centraal inlichtingen kan ver
schaffen en bijstand kan bieden aan de dijkringen.
In 1954 is de huidige waarschuwingsdienst voor storm
vloed in werking getreden. Deze berust, met medewerking
van het K.N.M.I., de P.T.T. en de Radionieuwsdienst, bij
de directie Algemene dienst van de rijkswaterstaat. Dage
lijks worden radioberichten over de te verwachten afwij
king van de standen in de getijtafels bekend gemaakt. Het
sein om de bewakingsdienst in werking te stellen wordt
per telegram gegeven. De waarschuwingsdienst kan tele
grammen uitzenden voor:
„beperkte bewaking", wanneer een hogere waterstand
wordt verwacht dan die, welke gemiddeld 12 keer per 10
jaar wordt overschreden (voor district Zuid 3.1 Om N.A.P.
te Vlissingen en 2.20 m N.A.P. te Hoek van Holland);
„uitgebreide bewaking", wanneer naar verwachting een
hogere waterstand optreedt dan die, welke gemiddeld één
keer in de 10 jaar wordt overschreden (voor district Zuid
3.50 m N.A.P. teVlissingen en 2,80 m N.A.P. te Hoek
van Holland).
Met uitzondering van het westelijk deel van het eiland
Goeree-Overflakkee, waar het dijkbeheer nog berust bij
het rijk en twee waterschappen, is in alle andere afzonder
lijk door dijken gedekte gebieden het dijkbeheer gecen
traliseerd.
Voor de bewaking is elk gebied in districten of rayons
verdeeld, die hun bevindingen meedelen aan de centrale
post van het gebied en zo nodig de verdediging der dijken
ter hand nemen. Daartoe kunnen zij beschikken over dijk-
wachten en mobiele colonnes, zonodig over het dijkleger,
en putten uit goed bevoorrade dijkmagazijnen. Zo nodig
kunnen zij de hulp van gemeentelijke diensten ontvangen.
Op de centraalpost van elk gebied is zo nodig een con
tact-man van de provinciale waterstaat aanwezig. Het
bureau van de provinciale waterstaat in Den Haag fun
geert als een centraal punt voor heel Zuid-Holland. Het
ontvangt de berichten van de centraalposten in de ver
schillende gebieden, geeft inlichtingen over weersge
steldheid, waterstanden en verwachtingen door aan de
waterschappen en houdt de op de provinciale griffie ge
vestigde rampenorganisatie (die opkomt na het sein „uit
gebreide bewaking") van de stand van zaken op de
hoogte.
De directeur-hoofdingenieur kan ook de inzet van militai
ren voor verdediging van de dijken bij stormvloed regelen.
Naast de normale verlening van militaire bijstand bij wa
tersnood is een zogenaamde 1200-man regeling inge
steld; bij het sein „beperkte bewaking" worden ze gecon
signeerd en bij „uitgebreide bewaking" staan zij gereed
voor onverwijld vertrek op nader bevel.
Voor Zuid-Holland zijn daarvan 200 man beschikbaar.
De tijdens de watersnood van februari 1953 opgedane
ervaringen met de coördinatie van de hulpverlening waren
aanleiding op korte termijn voor het gebied van de ramp
een goede hulpverleningsorganisatie in het leven te roe
pen. Die organisatie zou, door een nauwe samenwerking
van alle daarbij betrokken instanties, een zo efficiënt mo
gelijke hulpverlening kunnen bieden, indien onverhoopt
een herhaling van de februari-ramp zou plaatsvinden.
Overleg met burgemeesters en met vertegenwoordigers
van instellingen en diensten, die een actief aandeel in de
rampenbestrijding hadden gehad, leidde tot oprichting
van een „watersnoodrampenorganisatie".
Deze wordt steeds ingesteld voor de periode van 1 ok
tober tot 1 mei. De algemene leiding van de hulpverlening
bij rampen berust bij de Commissaris der Koningin. De
hulpverlening ter plaatse geschiedt onder de bevelen van
de burgemeester. Voor de hulpverlening is een goed wer
kend telecommunicatiesysteem onontbeerlijk. Hoofdver
bindingsmiddel is het openbare telefoonnet, aangevuld
met een aantal rechtstreekse telefoonverbindingen tus
sen de provinciale griffie en de hulpverlenende instanties
en met een mobilofoons in een aantal gemeenten. Die
rampenorganisatie wordt jaarlijks door een oefening op
haar deugdelijkheid beproefd. De opzet van deze organi
satie is sinds 1953 in principe ongewijzigd. Wel zijn er,
vooral op het gebied van de verbindingen, in de loop der
jaren heel wat aanvullingen en wijzigingen geweest.
Zodra dat mogelijk werd is voor de rampenorganisatie
gebruik gemaakt van het verbindingsnet van de organisa
tie bescherming bevolking. Dit net is in Zuid-Holland eerst
na 1953 volledig opgebouwd.
De aanpassing aan de B.B,-organisatie was al in 1954
een feit voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden,
de Hoeksche Waard en IJsselmonde, Voorne en Putten
met Rozenburg en Goeree-Overflakkee. Ter provinciale
griffie werd in dit jaar de Gewestelijk Commandant B.B.,
onder supervisie van de Commissaris der Koningin, belast
met de leiding van het provinciale hulpverleningsap
paraat. In 1955 werden ook het Westland-de B-kring Z-H
2 - en de Krimpener Waard - Z-H 4 - in de watersnood
rampenorganisatie opgenomen. In 1956 onderging het
aantal hulpverlenende instanties enige uitbreiding. De in
middels gereed gekomen commandopost van de A-kring
B.B. Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen ging als ver
bindingsknooppunt fungeren.
Een wijziging in het B.B.-telecommunicatienet in 1957 had
tot gevolg, dat de gewestelijke commandopost te Noord-
wijk de taak van de B.B.-commandopost Rotterdam over
nam. Dit maakte het noodzakelijk de rechtstreekse tele
foonverbindingen met de hulpverlenende instanties via de
gewestelijke commandopost te leiden.
Ook het provinciehuis kreeg een rechtstreekse verbinding
met deze commandopost. Daarbij werd gebruik gemaakt
van de telefoonverbindingen, die in het kader van de
B.B.-organisatie aan de Commissaris der Koningin zijn
toebedeeld. Later is deze rampenorganisatie verder uit
gebouwd.
Inmiddels werd hard gewerkt aan een meer definitieve
beveiliging van het voormalige watersnoodgebied door
19