Miete heeft haar armen over elkaar gevouwen en kijkt zwijgend voor zich. 'Het was al, meneer', fluistert ze verlegen. 'Een dijkdoorbraak met een kleine overstroming, meneer', zegt Annie Waanders, die naast haar zit en leuk wil zijn. Meester Wiebinga geeft geen antwoord. Hij heft zijn hoofd op en staart door de ruiten. Buiten stormt het. De lucht is grauw en de wind jaagt om de school en rukt woest aan de kale bomen. De naakte takken buigen en zwiepen en het is of ze hun armen in de lucht steken en om hulp roepen. 'Een dijkdoorbraak, een overstroming?' zegt meester Wiebinga, half in gedachten. 'Vroeger, een paar honderd jaar geleden, zou je daar bij zulk weer wel eens aan kunnen denken. Want zoals jullie weten Maar nu Nee, die tijden zijn gelukkig voorbij.' Elij kijkt op zijn horloge. Half elf. De laatste les is geschiedenis, geschiedenis en aardrijkskunde. Echt weer om eens wat meer over die stormen en dijkdoorbraken van vroeger te vertellen. 'Ruimen jullie maar eens op, kinderen', zegt hij. 'Dan zullen we de laatste les van vandaag, de laatste les van de week en toevallig ook van de maand, eens praten over onze strijd tegen het water. Over stormen, dijkdoorbraken en overstromingen in vroeger dagen.' De boeken en schriften vliegen de kasten in. De pennen worden schoongeveegd aan de inktlapjes of aan een kous of aan de voering van de jas, als meester Wiebinga toevallig niet kijkt. En dan zitten ze klaar om te luisteren. Want er is niets wat hen zo boeit, er is niets waarover ze liever horen vertellen dan over de zee en over het water. Ze leven er immers dagelijks mee. De zee is hun vriend en hun vijand. In de zomer gaan ze er pootje baden of zwemmen. Ze gaan zonnebaden in de duinen. Ze graven kuilen op het strand, bouwen kastelen en forten van nat zand en ravotten en spelen er tot de langzaam opkomende vloed hen weer terugdrijft. In het koude jaargetijde zwerven ze door de duinen op zoek naar konijneholen, plukken bramen of halen kattekwaad uit. Of ze luisteren naar het eentonig af- en aanrollen van de golven met hun gebruis, maken lange voettochten over het natte zand, rapen wrak hout of gaan kijken naar een boot die gestrand is. Maar dat laatste gebeurt gelukkig maar zelden en alleen in het najaar of in de winter bij hevige storm als vandaag. Terwijl de kinderen zwijgend of fluisterend zitten te wachten, hangt meester Wiebinga de kaart van Nederland voor het bord en dan begint hij. 'Zoals jullie allemaal natuurlijk allang weten is Nederland een echt waterland. Er is meer water dan in welk land ter wereld. Dat komt omdat ons land aan zee ligt en het zoveel grote rivieren en brede zeearmen heeft, maar vooral omdat het zo laag is. Het is het laagst gelegen land van alle landen die er bestaan, want een groot gedeelte ligt nog lager dan de zee. Daarom heet ons land ook: Nederland, dat betekent: laagland. Ongeveer de helft ligt beneden de zeespiegel. Zouden er dus geen duinen en dijken zijn, dan zou dat hele gebied onder water 6

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 8