Arme meester Wiebinga. Nu zal hij nooit meer kunnen vertellen over onze strijd tegen het water. En juist nu zou hij zoveel hebben kunnen vertellen. Juist nu! Al het andere wist hij alleen maar uit boeken. Nu zou hij hebben kunnen spreken uit eigen ervaring. En wat je zelf beleefd hebt, dat weet je altijd het beste. Ja, dat zei hij wel eens in school. Wat je zelf beleefd hebt, vergeet je nooit. De pastoor is met Jannetje, zijn huishoudster, de kerk in gevlucht. Van de kerk het oksaal op. Van het oksaal in de toren, waar duiven en uilen wonen. En waar het vol hangt met spinnewebben. Jannetje, de huishoudster van de pastoor van het dorpje op het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland, gruwt van spinnen en webben. Er is niet één spin in de hele pastorie, om van webben nog maar niet te spreken. Want Jannetje jaagt erop als bezeten. En nu zit ze hier voor het eerst van haar leven in de toren waar het krioelt van spinnen en webben. Maar Jannetje die anders met haar kleine wakkere speuroogjes dadelijk de kleinste ongerechtigheid ziet, ziet nu niets. Want Jannetje is kapot van angst en ellende. Bibberend van kou en nattigheid leunt ze tegen de klokkestoel en roept alle heiligen aan. De pastoor denkt niet aan zichzelf, maar aan zijn mensen. En toch kan hij op het ogenblik niets voor hen doen dan alleen maar bidden. Wachten en bidden tot de 70

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 72