'Help me!' schreeuwt hij. Ze rukken als gekken. Maar de klink breekt af. Wat nu! Er is geen tijd om na te denken. Maar de angst om zijn moeder geeft hem een woeste kracht. Met zijn schouders bonst hij tegen de deur op. De deur kraakt, maar wijkt niet. 'Opzij!' schreeuwt Siem die een drijvende stoel heeft gegrepen en er nu als een razende mee op het hout beukt. Een, twee, drie woedende slagen. Het paneel barst en versplintert. Water stort in een brede stroom het kamertje binnen. En nu gaat de deur open. Vader waadt naar de plaats waar hij weet dat het bed staat. 'Moeder! Moeder!' Ze grijpen op de tast. Ze grijpen in het stijgende water. Ze horen de rauwe bijna onherkenbare kreet van een oude vrouw, die op het punt staat te verdrinken. 'Hou je vast! Hou je goed vast!' roept vader, haar optillend. En dan Hoe het verder allemaal precies gegaan is, dat weet later geen van de drie meer. Maar de twee mannen zijn, terwijl ze oma zo hoog mogelijk boven het ijskoude water tilden, de reddende trap opgeklommen. Naar boven, waar moeder en de anderen in een ondraaglijke spanning op hen wachten, nu helpend hun handen uitsteken en toch niet weten wat te doen omdat de angst hen verdoofd en verlamd heeft. Vlak beneden hen in het trapgat klotst het woedende water, dat zijn prooi zag ontsnappen. Ze zien het niet, maar horen het en staren met wijd opengesperde angstogen in die richting. De storm schijnt het huis te schudden en van beneden uit de stal klinkt een ver schrikkelijk gebrul en geloei. Dan is het ineens moeder die het eerst haar bezinning terugkrijgt. 'Gauw allemaal de natte kleren uit!' roept ze. 'Kom hier, Riekje, Miete, Arjen, oma!' Ze rukt de kast open en in de duisternis begint ze op het gevoel te grijpen en uit te delen. De mannen blijven bij het trapgat om te onderzoeken of het water nog hoger komt. Vader gaat op zijn knieën zitten, buigt zich voorzichtig voorover en steekt zijn hand omlaag en voelt. Het lijkt nog drie, vier treden beneden de vloer te staan, maar of het nog stijgt? Dan in elk geval toch niet zo vlug meer. De mannen rillen in hun natte kleren en het brullend geloei in de stal snijdt hen door merg en been. In een flits van een gedachte ziet vader de koeien rondzwemmen. De koeien, het paard, de varkens en de drie schapen van de kinderen. De kippen die niet zwemmen kunnen en met hun natte veren natuurlijk dadelijk zinken. 'n Geluk dat hij de grote dieren losgemaakt heeft. Als nu het water de deur maar 67

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 69