12. De dijken breken Ze verbleken en staren elkaar hevig geschrokken aan. Eén seconde. Misschien nog korter. Dan kraakt de deur alsof er een stier tegen botst. En ze begrijpen en weten alles. 'De zee! De dijk! Het water!' Wie schreeuwt dat? Misschien allemaal. 'Het water! Gauw gauw! Naar boven!' Het water is er al. Het perst zich naar binnen met een onstuitbaar geweld. Het spuit onder de deur door en door alle gaten en kieren. Het stijgt met sprongen omhoog en bruist 'buiten tegen de ramen. Een ruit barst, 'n tweede. Het water stróómt naar binnen. Het gutst naar binnen. Het licht gaat uit en ze staan in het duister. 'Gauw gauw! De kinderen!gilt moeder. Ze stoot Arjen en Miete voor zich uit de trap op. Vader duwt haar naar boven en dan volgen de anderen. Een dolle worsteling, een woeste klim. Een waanzinnige vlucht om het leven. Lètterlijk zit het water hen op de hielen. Het klotst tegen de houten traptreden, slaat omhoog en grijpt naar hun benen als om hen zo nog omlaag te sleuren. Wie al boven is, trekt. Wie nog onderweg is, duwt. Gauw gauw! Zijn ze er nu allemaal? Zijn ze er allemaal 'Oma!' gilt Miete. O lieve God! Oma! Vader staat aan het trapgat. 'Mijn moeder', denkt hij. En nog vlugger dan hij naar boven sprong, springt hij nu naar beneden. Water of geen water. Al was het vloeibaar vuur! Siem volgt hem. Ze klemmen zich vast aan de leuning om niet uit te glijden en te vallen en zo dalen ze de donkere klotsende diepte in. Het water. Ze zakken erin. Tot hun knieën, hun buik, hun borst. 'Hierheenschreeuwt vader schor, terwijl hij met zijn handen langs de muur tastend, zijn weg door de duisternis zoekt. Daar voelt hij de deur, de klink. De klink van de deur van oma's kamertje. Hij grijpt ze vast en rukt eraan. Maar de deur moet naar zijn kant open en juist aan die kant drukt het water. 66

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 68