'Is daar iemand?' 'Doe open! Laat ons binnen! Gauw gauw!!' klinkt een wanhopige stem buiten. Vader bedenkt zich geen seconde, schuift de grendel weg en rukt de deur open. En wat ze dan zien ze kunnen hun ogen nauwelijks geloven. Daar staat hun overbuurman. De oude kromme Berend Raes met zijn getrouwde dochter, haar man en hun kind. Natte stormvlagen razen om hen heen en rukken hun de kleren bijna van het lijf. Kleren! Wat voor kleren? Ze zijn nog half in hun nachtgoed. Daarover hebben ze haastig een overjas of deken gegooid, die ze krampachtig om zich vasthouden als hing hun leven ervan af. Het kindje is in een dikke wollen doek gewikkeld en ligt op de armen van de vader, die het beschermend tegen zijn borst drukt. 'Gauw, gauw, laat ons binnen', kermt de vrouw. Maar dat hóeven ze niet eens meer te zeggen. Ze zijn al binnen. Met de grootste moeite duwen de mannen de deur weer dicht. En dan komt het verhaal. Een verhaal is het helemaal niet. Het zijn maar enkele korte hijgend en wanhopig uitgestoten zinnen. 'Ons huis ons huis staat in het waterhet water staat er al een halve meter hoog in!' 'Ga zitten, ga zitten', zegt moeder hevig geschrokken, terwijl ze stoelen aanschuift. 62

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 64