lang duurt, is het voorgoed verloren en wordt het opnieuw weer zee. Net als
duizenden jaren geleden.'
Er werd geprobeerd de gaten met grote betonnen bakken te dichten. Maar de zee
sloeg ze telkens weer weg. Toch hielden we vol. We konden trouwens niet anders.
We moesten.
Eindelijk op 5 mei 1945 gaven de Duitsers zich over en kwam er een eind aan onze
beproeving. Ons land was bevrijd. Maar wat had die bevrijding gekost? In Zeeland
alleen al sneuvelden duizenden Canadezen.
Nu kon de droogmaking van Walcheren ook pas góed beginnen. Gelukkig hielpen
onze vrienden ons daarbij, want we hadden zelf niets meer. Ze verschaften ons
schepen, drijvende kranen, draglines, sleepboten, zandzuigers en alles wat we maar
nodig hadden voor het reusachtige werk. Er was alles bij elkaar meer dan een
kilometer dijk weg.
Toen de gaten eindelijk weer helemaal dicht waren, kon begonnen worden met
pompen en het water ging heel langzaam zakken.
Op een dag was het zover gezakt, dat ik al met een paar stoelen de straat over kon
steken.'
'Met een paar stoelen?' vraagt Arjen verbaasd. 'Die drijven toch niet.'
'Nee, natuurlijk niet. Maar toch staken we er soms de straat mee over. Je had er
maar twee voor nodig. Eerst ging je op de éérste stoel staan. Dan zette je de
tweede een eindje van je af in het water en stapte daarop over.
Nu pakte je de eerste stoel, zette die weer een stukje verder en stapte dan daar weer
op over. En dat deed je net zo vaak tot je was waar je zijn wou. Het was natuurlijk
een echte s'lakkegang, maar het ging.'
'Toch wel leuk', zegt Miete.
'Ja, leuk, èrg leuk, behalve als je het doen móet', lacht vader. 'Dan is de pret er
gauw af.
Toen het water nog meer zakte, konden we er al gauw met hoog opgestroopte
broekspijpen doorheen. Daarna waadden we een tijdlang door drab en modder.
Maar eindelijk in februari 1946 - dus anderhalf jaar na de bombardementen - was
Walcheren weer helemaal droog.
Maar hoe zag ons eens zo1 bloeiend en welvarend eiland eruit! Om van te schrikken,
om te huilen.
Drieduizend huizen waren totaal door het water vernield. Vijftienduizend waren er
zwaar beschadigd. Tienduizenden bomen waren dood en de grond was doordrenkt
met zout. En hoeveel vee er verdronken was, dat kan ik niet meer zeggen.
Maar de Zeeuwen zouden geen Zeeuwen geweest zijn als ze ook maar een ogenblik
de moed hadden verloren. Er staat niet voor niets een leeuw in ons wapen die
worstelend boven water blijft.'
59