Wat er door de bewoners van Walcheren in al die maanden dat hun eiland onder water stond aan ellende en angst is geleden, is bijna niet te vertellen. Maar de Duitsers werden verdreven. Het stijgende water joeg hen uit hun forten en verdreef hen van achter hun kanonnen. En ze vluchtten hals over kop naar Zuid-Beveland en vandaar naar Noord-Brabant. De weg naar Antwerpen lag nu open, En onze bevrijders konden ongehinderd met hun schepen vol oorlogstuig door de Westerschelde naar de Antwerpse havens varen. De Duitsers waren dus verdwenen, maar ons eiland ook. Toch beleefden we in die dagen, ondanks alle ellende, de gelukkigste tijd die we de laatste jaren gekend hadden, omdat we nu eindelijk, eindelijk weer vrij waren. Vrij van angst en onderdrukking. Nooit zal ik vergeten hoe we ons voelden toen we de eerste Engelse en Canadese ducks en amfibievaartuigen zagen verschijnen. Die waren vanaf Zeeuws-Vlaan- deren de Westerschelde overgekomen - nadat daar de mijnen geveegd waren - en voeren door de dijkgaten gewoon ons eiland op.' 'Ducks en amfibievaartuigen, wat zijn dat?' vraagt Arjen. 'Duck is een Engels woord en betekent letterlijkeend. En een amfibie is een dier dat zowel op het land als in het water kan leven. Een kikker bijvoorbeeld. Een amfibievaartuig is dus een vaartuig dat zich op het land en op het water kan voortbewegen. Het kan rijden èn varen. Dus net iets wat we toen op ons onder water gelopen eiland nodig hadden. Want met tanks of auto's was hier in die tijd natuurlijk niets te beginnen. En voor schepen was het water op de meeste plaatsen niet diep genoeg. We hadden die vreemde dingen nog nooit gezien en keken ons dus de ogen uit. Ze doorkruisten ons eiland in alle richtingen en hielpen de bewoners zoveel ze konden. En ondanks alle ellende waren de mensen half gek van blijdschap. We staken de vlaggen uit en wuifden onze bevrijders vanuit de bovenverdiepingen toe. De vaartuigen voeren zo dicht langs onze half ondergelopen huizen dat de soldaten ons door de ramen van de bovenverdieping eten, drinken en sigaretten konden aanreiken.' 'Dat leek dan wel een klein beetje op het ontzet van Leiden, toen de Spanjaarden door het water verdreven werden en Willem van Oranje platboomde schuiten voedsel naar Leiden stuurde', zegt Miete. 'Ja, daar leek het wel wat op. Maar de schade die het zoute zeewater aanrichtte, was met toen niet te vergelijken. Dat was nu eenmaal de prijs die we voor onze bevrijding moesten betalen. De Duitsers waren voorgoed gevlucht. Nu moesten we ook het water weer kwijt zien te raken. Dat viel niet mee, omdat de rest van Nederland nog steeds door de Duitsers bezet was. Daar was dus nog steeds oorlog. Daardoor konden we daar geen hulp krijgen om de dijken weer te herstellen en het land droog te pompen. Daar waren heel wat machines voor nodig en zelf hadden we die niet. Door de oorlog hadden we nog niet eens genoeg schoppen meer, om van de rest nog maar niet te spreken. 57

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 59