achtige plas ontstond, een onafzienbaar meer van vuil water. En omdat dit gewel dige meer aan drie kanten met de zee in verbinding stond, stroomde het zeewater gewoon door Walcheren heen. Bij Westkapelle en bij Vlissingen liep het naar binnen, bij Veere stroomde het er weer uit. Dat alles gebeurde in één week. In één week was de reusachtige schotel die Walcheren vormt, vol water gelopen en was Wal cheren onder de golven verdwenen. Alleen de randen van die schotel staken hier en daar nog boven de vloed uit. Dat waren de duinen in het westen en stukken gespaarde dijk in het zuiden, oosten en noorden. Het was of de klok in die ene week plotseling een paar eeuwen teruggezet was. Nauwelijks het tiende deel van het eiland lag nog boven water.' 'Maar de mensen dan?' vraagt Miete. 'Waar bleven die en verdronken er niet veel bij die ontzettende overstroming?' 'Er verdronken er helaas verscheidenen, kind, maar gelukkig toch niet zoveel als je zou denken. Ik heb je al verteld dat er duizenden naar Middelburg gevlucht waren. Daar kwam het water gelukkig niet, omdat de stad hoger ligt. Zo waren er ook verschillende hoger gelegen dorpen en dorpjes, die gedeeltelijk droog bleven. Ze lagen er als eilandjes in de vloed, als terpen of vluchtheuvels uit vroeger eeuwen. Toch stortten er veel huizen in omdat ze door het water ondermijnd werden. Zo mogelijk werden de opgesloten bewoners voor het zover was, met roeiboten gered, maar altijd lukte dat niet. Walcheren Vlissingen 56

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 58