10. Zal Walcheren verdrinken?
'Op dat ogenblik wist ik het nog niet en niemand in ons dorp wist het, maar na een
paar dagen bleek dat de eerste bommen die de Engelsen op onze Westkapelse zeedijk
gegooid hadden, hem nog lang niet genoeg vernield hadden. Want de voet van de
dijk was blijven staan. Het gat dat de bommen geslagen hadden, was wel breed,
maar niet diep genoeg. Daardoor stroomde alleen water ons eiland binnen als het
vloed was, maar dat was niet genoeg. Het moest veel hoger komen om de Duitsers
te verdrijven, want die zaten met hun oorlogstuig op de hoogste punten.
Intussen waren er al duizenden mensen die niet in hun huizen hadden kunnen
blijven, voor het water uit, naar het oosten, vooral naar Middelburg, gevlucht.
Middelburg was toen een stadje van zowat 20.000 inwoners, maar in die dagen
zaten er ruim 40.000; dat is meer dan tweemaal zoveel. Ze hadden bijna alles wat
ze bezaten moeten achterlaten en werden ondergebracht in scholen, kerken en
andere openbare gebouwen, en bij burgers natuurlijk.
Zoals jullie weten heeft Middelburg een hoge kerktoren.'
'De Lange Jan', zegt Miete.
'Ja, zo noemen de mensen hem. En nu bestaat er een oud verhaal over die toren.
Dat verhaal vertelt dat de wijzerplaten van de Lange Jan in elk geval boven water
blijven uitsteken als ooit de dijken zullen breken en de vloed over Walcheren komt,
zodat de overlevenden dan nog altijd kunnen zien hoe laat het is.'
'Een schamele troost als je daar op een balk of deur over de golven dobbert', lacht
moeder.
'Nou ja, het is ook maar een verhaal. In elk geval was het water toen, dus na het
bombardement van de Westkapelse zeedijk, nog lang niet hoog genoeg gestegen
om de Duitse soldaten te verdrijven. Dat zagen de geallieerden in Londen natuurlijk
ook. Want hun verkenningsvliegtuigen hadden de nodige foto's genomen om te
weten hoe het met de overstromingen stond.
Zo kwam het dat al die duizenden arme vluchtelingen een paar dagen later opnieuw
door een bombardement werden opgeschrikt. Want nu gooiden de Engelsen bommen
in de buurt van Vlissingen. Eerst ten westen van de stad op de Nolledijk en vlak
daarna enkele kilometers naar het oosten op fort Rammekens. Ze gooiden er hon
derden en honderden, meest tijdbommen. En dit keer met heel wat meer succes
dan bij Westkapelle. Want het leek of de hel losbarstte. Hele stukken dijk sprongen
op en kronkelden zich als stervende reuzenslangen. Bazaltblokken, keien, reusachtige
modderkluiten spoten met treinladingen tegelijk de lucht in.
Duizenden rondvliegende meeuwen werden door de opspattende brokstukken en
54