de drie schapen; een van Miete, een van Arjen en het kleinste van Riekje. De schapen in hun dichte grauwe krullenvacht staan onbeweeglijk te dromen. En de varkens doen wat alleen varkens doen. Ze liggen lang uitgestrekt, lui en ongeneerd in het stro, de koddige staart gekruld en de korte poten iets gebogen. Hun vette buiken gaan ademend op en neer en de kleine, anders zo geniepig kijkende oogjes zijn vast gesloten. En als om duidelijk te tonen dat ze persé niets willen zien, hebben enkele er nog de lap van hun oor over hangen. 'De varkens zouden wel de allerlaatste zijn om zich ongerust over de storm te maken', zegt Arjen lachend. 'Dat denk ik ook wel, jongen, de laatste.' Boemm! Daar komt ineens weer een geweldige windstoot. De muren lijken te schudden en het gebinte van het dak piept en kraakt. 'Kan het huis niet omwaaien, vader?' vraagt Arjen. 'Nee jongen, dat kan geen kwaad. Dat heb ik tenminste nog nooit gehoord. Maar er zou wel een schoorsteen naar beneden kunnen komen. Dat gebeurt vaak genoeg met zo'n storm.' 'Is dat gevaarlijk?' 'Het kan gevaarlijk zijn als er mensen getroffen worden maar met dit weer is toch niemand buiten. Het kan ook gevaarlijk zijn als de stenen en brokstukken door het plafond vallen. Maar bij ons huis is dat uitgesloten. Daarvoor is het plafond veel te sterk. Maar zo'n omvallende schoorsteen kan wel heel wat pannen en latten vernielen. Meestal blijven de brokstukken echter wel op de zoldervloer liggen; door de planken gaan ze niet heen. En hier boven de stal waar geen zoldering is, staat gelukkig geen schoorsteen. Trouwens Ineens beginnen de pannen weer met zo'n ontzettend lawaai te rammelen en te kletteren dat het lijkt alsof er niet een blijft liggen en ze allemaal tegelijk de lucht in gaan. Het houtwerk wiegt en kreunt en vader werpt een ongeruste blik naar boven. 'Kunnen we niet eens naar buiten gaan kijken, vader?' vraagt Arjen. 'Voor geen geld van de wereld, jongen. Dat wil zeggen: ik zou best naar buiten durven, als dat maar ging zonder de deur open te maken. Maar dat is nu veel te gevaarlijk. De storm staat er loodrecht op. En als hij de kans kreeg om naar binnen te komen - en die kans neemt hij onherroepelijk als de deur opengaat - zou hij onder het dak komen en in staat zijn om in één ruk alle pannen weg te blazen. Nee, de deur mag in geen geval open. Maar laten we maar weer naar de woonkamer gaan. Er valt hier toch niets te doen. We zullen het eind van de orkaan gewoon moeten afwachten.' Hij kletst het paard op de bil, knipt het licht uit en ze gaan samen terug naar de warme en gezellige beslotenheid van de kamer. Daar is het heel wat rustiger dan op de stal. De vrouwen zitten om de kachel en luisteren zwijgend naar de radio, die nu weer muziek uitzendt. Maar de muziek wordt telkens onderbroken door berichten over de storm en die berichten worden steeds somberder. 46

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 48