werker spottend. 'Want zien en raken is een, maar vernielen is twee. En ik zeg jullie
nóg eens: onze Westkapelse dijk, waar ik en mijn vader en grootvader en die zijn
vader, zover ik weet, hun leven lang op gezwoegd hebben, kan niet kapot. Er komt
dus ook geen water. En omdat er geen water komt zijn jullie - dat zul je gauw genoeg
zien - helemaal voor niks naar de zolder gekropen. Maar Bertje is wijzer en blijft
waar hij is. Hij verzet geen stoel en geen tafel, zelfs geen poot. Hij laat zich niets
op zijn mouw spelden, door de Duitsers niet en niet door de Engelse radio en hij
rookt zijn shag, al is het dan ook eigen teelt, en pruimt zijn pruim achter het warme
fornuis, terwijl jullie in de kou op je zolderkamertjes zitten te rillen en al maar
wachten op het water, dat toch niet komt. Om de doodeenvoudige reden dat het
niet komen kan.'
'Maar jij pruimt en rookt morgen of overmorgen op je dak of op je schoorsteen,
want je huis ligt verduveld laag, weet je dat?' zei Tanne Hawkes.
'Bertje rookt in zijn stoel achter hetzelfde fornuis en op dezelfde plaats waar hij dat
al veertig jaar lang gedaan heeft. Met de pantoffels aan die zijn Geerte daar altijd
voor hem klaar gezet heeft en hij lacht zich een bult met jullie verhuizerij.'
'Toen Noach zijn ark ging bouwen, lachten de mensen hem ook uit', zei Tanne, die
een verwoed bijbellezer was. 'Maar óf er ook water kwam.'
Bertje haalde zijn schouders op.
'Als je Noach wil navolgen moet je een ark bouwen. Daarin zit je veel veiliger dan
41