Sommigen laadden alles wat mee moest op een kar of wagen. Maar de meesten hadden helemaal geen vervoermiddel en moesten hun spulletjes dragen of mee slepen op hun fiets. Dan was het een schamel beetje dat ze mee konden nemen, dat kunnen jullie wel denken. Wij en al de anderen die konden blijven, hadden dus reuze geluk. Toen we het kleingoed boven hadden, sjouwden moeder en ik met veel moeite de tafel de trap op. Dat was een hels karwei, want op de overloop konden we de draai bijna niet krijgen en het ding was nog verduveld zwaar ook. Maar het fornuis en ook de kachel moesten we laten staan. Van verwarming kon dus niets komen. Er was trouwens ook geen schoorsteen op de slaapkamers, al had ik er met een eind buis door het dak te steken wel een kunnen maken. Voor het koken hadden we gelukkig nog een oud petroleumstel op zolder staan en ik vond nog een paar liter olie. En toen eindelijk alles boven was, samen met de andere mensen die gebleven waren, maar wachten. Wachten op de dingen die gebeuren zouden. Het was koud en tamelijk mistig de volgende dag, ik geloof de vierde oktober. 'Vandaag komen de Engelsen in geen geval', zei onze buurman, Tanne Hawkes. 'Het zicht is veel te slecht. De Engelsen kunnen de dijk niet eens zien, laat staan raken.' 'En als ze hem ook zien en raken, dan geeft het nog niks', bromde Bertje de dijk- 40

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 42