om zeven uur zegt', meende een oude vrouw. 'Want als het werkelijk echt waar is
dat de Engelsen de dijk willen bombarderen, dan zullen ze ons eerst nog wel meer
vertellen. Dat zijn ze doodgewoon verplicht. Want ze weten daar in Londen immers
veel te goed hoe wij er hier voor staan. Ze kunnen ons toch niet als ratten laten
verdrinken?
Wat hebben we dan aan onze bevrijding? Daarom moeten ze ons precies zeggen
wat we moeten doen en waar en wanneer ze met hun bommenwerpers komen.'
'Precies waar en wanneer, dat zeggen ze in geen geval', zei een vierde man. 'Reken
daar maar niet op. Want dan halen de Duitsers hen met afweergeschut onher
roepelijk naar beneden. Of dacht je soms dat die niet naar Radio1 Oranje luisterden?
En de Engelsen moeten natuurlijk behoorlijk laag vliegen. Anders kunnen ze zo'n
betrekkelijk smalle dijk onmogelijk raken en plonsen hun bommetjes gewoon in zee,
of wat nog erger is, ze ploffen op onze huizen.'
Zo beweerde de een dit, de ander dat. Maar wijzer werden we er geen van allen
van. Dat kon ook niet. En zo moesten we wel de avonduitzending afwachten. Daar
wachtten we trouwens elke dag op. Want wat in de kranten stond konden we niet
vertrouwen. Die vertelden de grofste leugens. Ze mochten alleen schrijven wat de
Duitsers goed vonden en als die klappen kregen, hielden ze dat natuurlijk zolang
mogelijk voor ons verborgen of ze verdraaiden de feiten.
Ook de Nederlandse radio vertelde leugens. Daarom móesten we wel naar Londen
luisteren als we weten wilden hoe het met de oorlog ging. Was er goed nieuws - en
goed nieuws voor óns was slecht nieuws voor de Duitsers - dan hoorden we dat
meteen uit Londen.'
36