het duren voor ze vernield waren en de Duitsers zich overgaven? En hoeveel onschuldige Zeeuwse burgers zouden daarbij gedood worden? Dat risico was te groot en generaal Eisenhower, de opperbevelhebber van de geallieerden, besefte dan ook dat hij dat niet mocht nemen. Maar wat dan, hoe moest hij de Duitsers dan verdrijven? Er werd in Londen gepraat en gepraat, tot daar iemand op de gedachte kwam om het water te hulp te roepen. Dezelfde zee die Walcheren anders altijd bedreigde en waartegen het met zware en kostbare dijken beschermd moest worden, moest Walcheren nu redden. Of beter gezegd: Walcheren moest worden opgeofferd aan de zee om Nederland te redden. Nederland en de rest van het door de Duitsers bezette Europa. Want zonder het bezit van Walcheren konden onze vrienden niet of maar heel moeilijk verder. Er werd dus besloten de Duitsers te verdrijven door het eiland onder water te laten lopen. Dat was vrij gemakkelijk. Men hoefde de dijken maar te vernielen. Want Walcheren ligt diep beneden de zeespiegel. Het is als een kom, als een geweldig grote schotel met schuin opstaande randen. In het midden het laagst, aan de randen waar de dijken en duinen liggen, het hoogst. Maakte men dus een gat in de dijken, dan zou de kom vanzelf vol water lopen. Zeker bij springvloed als het water zo hoog tegen de dijken steeg dat het wel een paar meter boven het land stond.' 'Maar de mensen dan die overal woonden?' vraagt Miete geschrokken. 'Die zouden dan toch ook verdrinken.' 'Voor de mensen was het natuurlijk verschrikkelijk', zegt vader. 'Maar van twee kwaden moest men het minste kiezen. Want de Duitsers móesten weg. En een over stroming van Walcheren was in elk geval minder erg dan dat het eiland in een slagveld veranderd werd. Dan zou zéker alles verwoest worden en zou het aantal doden nog veel groter zijn.' Ja maar, of je nu dood geschoten wordt of verdrinkt!' vraagt Arjen vol spanning. 'De mensen hóefden niet te verdrinken, jongen. Want ze werden tevoren gewaar schuwd zodat ze wisten wat er gebeuren ging en zich in veiligheid konden brengen. Het was natuurlijk jammer dat dat nodig was. Want zo hoorden de Duitsers het ook. Maar daar was niets aan te doen. Het ging nu eenmaal niet anders.' 'Hoe wérden de mensen dan gewaarschuwd?' onderbreekt Arjen weer. Moeder glimlacht. 'Nu vraag je iets dat je zelf meegemaakt hebt, jongen', zegt ze. 'Want je was er zelf bij.' 'Was ik erbij? Hoe kan dat nu?' 'Dat zal ik je precies vertellen. Het was in de morgen van de eerste oktober. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Ik moest naar de bakker om brood en nam jullie mee. Omdat het guur en koud was had ik jullie warm ingepakt. Van de plannen die de generaals in Londen gemaakt hadden om ons eiland onder water te laten lopen, wisten we natuurlijk nog niets. Er was zelfs niemand op het eiland die er ook maar van droomde. 32

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 34