5. Sombere tijden Moeder heeft al verschillende keren naar hen uitgekeken. 'Gelukkig, kinderen, dat jullie er zijn', zegt ze. 'Ik was al bang dat er regen zou komen en dat jullie dan ook nog doornat zouden worden. Maar wat zie jij eruit, Arjen! Wat is er gebeurd! Terwijl Arjen zijn zusje van zijn rug op een stoel laat glijden en dan op de vloer tilt, vertelt hij wat hem overkomen is. 'Dat had je ook niet moeten doen met die rukwinden', zegt moeder. 'Fietsen op de dijk is veel te gevaarlijk met zo'n storm. Trek maar gauw droge kleren aan. Anders word je nog ziek ook.' Even later komt vader binnen en Arjen vertelt opnieuw wat er gebeurd is. 'Dan zullen we straks wel eens gaan kijken', zegt vader, 'als de storm bedaard is. Als je de juiste plek precies weet en de zee is er niet al te diep, is er kans dat we de drenkeling nog wel redden. We kunnen het in elk geval proberen.' En dan gaan ze aan tafel. Moeder heeft erwtensoep met varkenskluifjes. Dat smaakt heerlijk met zulk weer. Na het eten helpt Miete haar met het borden wassen. Oma gaat een poosje slapen en Arjen en vader gaan naar de schuur en de stal. Daar is nog van alles te doen voor de zondag. Er moet nog groenvoer uit de kuil worden gehaald en hooi van de zolder gegooid. Arjen sleept een mand houtblokken naar de kamer, want met deze storm brandt het vuur als een hel, en dan is er genoeg voorraad voor morgen. Maar van het dreggen naar de fiets komt niets meer. Want de storm blijft woeden en tegen half vijf is het al donker. 'Dan morgen maar', zegt vader. 'Dan is het in elk geval beter weer.' Tegen zeven uur is het vee verzorgd en zijn de koeien gemolken. Er wordt gegeten, kleine Riekje wordt naar bed gebracht en dan gaan ze samen om de kachel zitten. De storm buldert in de schoorsteen en jaagt als een dolleman om het huis. Maar dat is juist heerlijk binnen. Dan voel je je zo echt veilig bij vader en moeder thuis. Vader steekt zijn pijp op en doet het schuifje van de kachel dicht, want het vuur brandt veel te fel. Oma breit. 'Waar is de krant?' vraagt vader. 'Er is geen krant gekomen', zegt moeder. 'De besteller kon zeker niet door de storm, 't Is ook geen kleinigheid als je met zo'n weer de polder in moet. Hoor maar eens hoe het buiten tekeergaat. Om geen hond door te jagen. Die arme mannen op zee, die zullen weer heel wat te verduren hebben. Als er maar geen schepen vergaan.' 26

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 28