4. Gevecht met de storm Terwijl de kinderen opstaan en wachten op het teken om naar buiten te gaan, horen ze hoe de storm met doffe stoten tegen de ruiten bonst. 'En nu hoop ik dat jullie vlug naar huis gaan, kinderen', zegt meester Wiebinga. 't Is nu nog droog. Maar er kan elk ogenblik regen komen en dan komen jullie doornat thuis. Dus flink opschieten en dan tot maandag. Dan hebben we in elk geval weer béter weer.' 'Tot maandag, meneer, tot maandag', klinkt het van alle kanten en dan schuifelen ze een beetje gehaast de klas uit. Want nu de les toch eenmaal uit is, willen ze ook graag zo gauw mogelijk buiten zijn. Vooral vandaag. Juffrouw Wale van de eerste en tweede klas en meester De Koning van drie en vier staan in de gang en kijken hoe de kinderen hun jassen aantrekken. De juffrouw helpt een van de kleintjes. Ze is niet helemaal gerust. Die groten klaren het wel, maar die kleine peuters die helemaal alleen zijn! Dat is eigenlijk niks gedaan. Die zouden warempel van de dijk af kunnen waaien en bij wijze van spreken de lucht in vliegen. 'Jullie moeten de kleintjes goed vasthouden en tussen je in laten lopen', zegt ze tegen een paar grotere meisjes. 'Ja juffrouw, dat doen we vanzelf.' 'Mooi zo! En flink doorstappen onderweg, hoor! Niet treuzelen.' Miete Blankaerts helpt haar kleine zusje Riekje. Die zit nog pas in de eerste. Ze windt de dikke wollen sjaal stevig om haar halsje en knoopt haar jasje dicht. Dan drukt ze het gehaakte petje op haar kopje. 'Dag juf, dag juf, tot maandag!' 'Tot maandag, kinderen. En dan beter weer meebrengen, hoor.' Ze glimlachen even terwijl ze naar de uitgang lopen. Arjen probeert de deur open te maken. Hij pakt de klink stevig vast en duwt met zijn rechterschouder. Maar de storm buiten staat er recht op en duwt nog veel harder. Het is of hij spottend zegt: 'Wat dacht je wel! Ik laat jullie er niet meer uit.' 'Dat zullen we dan toch wel eens zien', denkt Arjen. Hij zet zijn voeten af op de mat en drukt met het gewicht van zijn hele lichaam. Maar de deur of liever de storm geeft geen krimp en er ontstaat niet meer dan een smalle kier. Nu komt een andere jongen te hulp en ze duwen met z'n tweeën. 'Vooruit! Een, twee, hhhup!' De kier wordt breder, een handbrede spleet. 'Nog een keer! Hhup! 20

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 22