en rijksdaalders 'God zij met ons' staat.' 'Ik ken een gedicht', zegt Annie Waanders, 'Dat gaat over het water.' 'Zeg het dan eens op, kind', zegt meester Wiebinga. En het meisje begint: 'Jij bent mijn land, een polderland, Een land van mist en regen. Met dijken aan de waterkant En sloten langs de wegen. En waar men je op je zondags ziet 't Is wei en water en anders niet.' 'Prachtig', zegt meester Wiebinga. 'Is er misschien nog iemand van jullie die Ja, daar komt nog een vinger. En even later klinkt het door de klas: Waterland 'Neem Hollands boer zijn landen af Dan houdt hij nog zijn water. Daar maalt hij toch weer land uit op, Wat vroeger of wat later. Maar neem je Hollands water weg, Zijn plassen en zijn vaarten Dan is mijn land geen Holland meer, Al staat het op de kaarten.' 'Heel mooi', zegt meester Wiebinga weer. 'Heel mooi. En nu zal ik jullie ook eens een paar prachtige coupletten leren. Die gaan over onze dijken. De dijken die ons ten eeuwigen dage tegen het water zullen beschermen. Daarom héét het gedicht ook De dijk De dijk ligt tussen 't land en 't water met palen en bazalt. Hier ligt hij nu, hier ligt hij later, totdat de aarde valt. De golven mogen rijzen, dalen, hij heeft ze steeds geveld. De dijk zal nimmer, nimmer falen bij water en geweld. 18

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 20