De kinderen glimlachen half ongelovig. Ze kunnen het zich maar moeilijk voor stellen. 'Toch is het zo', zegt meester Wiebinga ernstig. 'Amsterdam die grote stad is gebouwd op palen. Dat is niet zo maar een leuk liedje. Het is niets dan de zuivere waarheid. Zo zien jullie dat wij Nederlanders letterlijk overal tegen het water moeten vechten, tot in het hartje van Amsterdam toe. Daar met ondergrondse palen, hier in ons Zeeland met bovengrondse dijken. Maar in onze provincie is de strijd toch wel het hardst. Daarom heet onze provincie ook Zeeland. Dat betekent: land van de zee. We hebben het land van de zee afgenomen. We hebben het aan de zee ontworsteld. Daarom hebben we in ons wapen een leeuw die half in de golven staat en worstelt om boven te blijven. En de wapenspreuk die erbij hoort is: luctor et emergo. Dat is Latijn en betekent: ik worstel en kom boven. Het wil dus zeggen dat we altijd tegen de zee vechten om boven water te kunnen blijven. Dat we tegen het water vechten als een leeuw en dat we het nooit zullen opgeven. Nooit en nooit. We kunnen het ook niet opgeven. Want zouden we dat wèl doen, dan was het met ons gedaan en zou de waterwolf ons opslokken en voorgoed verslinden. Vroeger toen Zeeland nog zijn eigen geld had, stond die wapenspreuk 'Ik worstel en kom boven' zelfs op de rand van onze muntstukken. Net zoals nu op onze guldens 17

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 19