in te leggen, zoals dat in het zuiden en oosten van ons land gebeurt. Nee, de bouwers
beginnen met lange palen in de grond te heien. Hele rijen naast elkaar en flink diep.
Op de koppen van die palen metselen ze dan de muren.
Zo is zelfs het grote paleis op de Dam gebouwd. Het staat op meer dan 13.000
lange zware palen. Om precies te zijn op 13.659. Als het zo niet gebouwd was, zou
het allang verzakt, gescheurd en ingestort zijn. Want de grond is vreselijk slap en
week. Moerassig. Maar ónder die blubber, zal ik maar zeggen, zit een vaste zand
laag. En zo diep moeten de palen de grond in. Dat is vroeger echter niet altijd
gebeurd. Er zijn wel eens aannemers geweest die de zaak bedrogen. Ze gebruikten
palen die te kort waren. Als ze eenmaal in de grond zaten, kon dat toch niemand
meer zien. Maar later begonnen de muren dan te verzakken en te scheuren en
moesten de huizen worden afgebroken. Zo kwam het bedrog dan toch uit, maar
meestal waren de bedriegers dan allang dood.
Amsterdam en ook verschillende andere steden in het westen staan dus op een
woud van palen, vroeger van hout, nu van beton.
Als we dus de grond onder Amsterdam zouden kunnen weggraven, zouden we een
hele stad van paalwoningen zien. Een tropisch oerwoud van honderdduizenden en
honderdduizenden kaarsrechte stammen waar we tussendoor zouden kunnen wan
delen. En als we dan naar boven keken, zouden we overal de onderkant van de
huizen en gebouwen zien.'
16