'Dat zou wel eens een stormachtige nacht kunnen worden', zegt hij. 'Daarbij is het
ook nog volle maan en springtij. Pas maar op dat jullie straks bij het naar huis gaan
niet de dijk afwaaien, de polder of het water in.'
De jongens en meisjes glimlachen. De meesten vinden het juist fijn dat het zo stormt.
Dat is weer eens wat anders. En van de dijk afwaaienkom, kom. Dan zou de
wind nog heel wat harder moeten blazen. Ze zijn op hun vlakke eiland, waar hij
zo vaak buldert, wel wat gewend.
Even kijken ze nog naar het zwiepen van de boomtakken voor het raam. Dan
vertelt meester Wiebinga weer gewoon verder.
'Waarom hebben ze de Biesbosch later niet meer drooggelegd?' vraagt een jongen.
'Omdat dat veel te moeilijk en te kostbaar was en daarom niet lonend. Maar er zijn
wel heel veel andere wateren drooggemalen. Zoals jullie weten liggen er in ons land
honderden polders. De meeste daarvan waren vroeger meren, moerassen en plassen.
De man die verschillende van deze meren in land veranderde heette Jan Adriaans-
zoon Leeghwater. Hij leefde omstreeks 1600 en was de zoon van een timmerman in
De Rijp, een klein dorp tussen Zaandam en Alkmaar. Hij was een buitengewoon
knappe kerel die heel wat voor de droogmaking gedaan heeft. Met zijn hulp werden
onder andere de Beemster, Purmer, Wijde Wormer, de Schermer en de Heer Hugo
Waard drooggemalen.
Graag zou hij ook aan de Haarlemmermeer zijn begonnen. Dat was niet één meer.
Het waren er samen wel twintig. Ze lagen in een moerassige streek tussen Leiden en
Haarlem. Leeghwater wilde om dat hele gebied een ringdijk aanleggen en daar
honderdzestig windmolens op bouwen. Die moesten het water dan uit de plassen in
de ringvaart pompen, waaruit het dan verder naar zee moest stromen.
De molens zouden jarenlang dag in dag uit moeten malen, want de meren waren
behoorlijk diep. Op sommige plaatsen wel vier tot vijf meter. Het kon er geweldig
stormen. Zo erg dat het water soms tot voor Amsterdam kwam en dat er zelfs
schepen vergingen. Daarom vluchtten die bij opkomende storm altijd naar Schiphol.
Dat was een haven waar ze veilig waren. Schiphol betekent dan ook: schuilplaats
voor schepen. En nu weten jullie ook waar de naam van onze grootste luchthaven
vandaankomt. Op dezelfde plaats waar vroeger water was en schepen schuilden
voor de storm, staan nu de geweldig grote hypermoderne gebouwen van de K.L.M.
En waar ruim honderd jaar geleden nog vissen zwommen en kikkers kwaakten,
heb je nu kilometers lange betonbanen waarover jaarlijks duizenden vliegtuigen
razen en loeiend aanlopen voor ze de lucht in schieten om naar alle delen van de
wereld te vliegen. En waar eens ooievaars en reigers rondzweefden, dalen nu met
even sierlijke bochten de machtige glanzende vogels van de K.L.M., de oudste
luchtvaartmaatschappij ter wereld.'
14