2. Startbanen onder de zeespiegel 'De bekendste en verschrikkelijkste overstroming is de zogenaamde Sint-Elisabets- vloed, die zo heet omdat hij plaatshad op het naamfeest van de heilige Elisabet, of liever in de nacht vlak ervoor', zo vertelt meester Wiebinga verder. Het was van zaterdag op zondag 18 november 1421. De hele zaterdag al had het vreselijk gestormd net als vandaag. Er woedde een noordwester orkaan die het zee water de riviermonden injoeg, waardoor het hoog tegen de dijken kwam te staan. Die dijken waren lang niet zo sterk als wij ze nu maken. Ze waren erg zwak, want van dijkenbouw hadden de mensen toen nog niet zoveel verstand. Bovendien waren ze slecht onderhouden en verwaarloosd omdat de mensen niet samenwerkten, maar voortdurend ruzie onder elkaar maakten. De gevolgen hiervan waren verschrikkelijk en nog zoveel erger omdat het die nacht vreselijk donker was, want het was kort voor nieuwe maan. De avond tevoren werden er voor de veiligheid wachtposten uitgezet om op te letten waar gevaar dreigde. Overal liepen mannen met brandende olielampen over de dijken om te kijken of er nergens zwakke plekken ontstonden. Hun lantaarns zwaaiden in de storm en de vlammen flakkerden. Het was een nacht om zelfs geen hond door te jagen. Maar de dijkwachters kenden hun plicht. Ze wisten wat er gebeuren kon. Als ze een plek ontdekten waar ze de dijk niet meer vertrouwden omdat het water erdoorheen begon te sijpelen, stuurden ze onmiddellijk een boodschap naar de dijk graaf - dat was de man die de leiding had - en dan begon men met man en macht te werken. Er werden takkenbossen en zakken zand aangesleept om de zwakke plaatsen te versterken. Maar de storm werd steeds erger. Geweldige golven sloegen over de dijken en spoelden de aarde aan de binnenkant weg. Er kwamen scheuren. De grond begon te werken en te schuiven. De scheuren werden breder en er ontstonden smalle gaten. Wanhopig gooiden de mannen er takken en zakken zand in. Maar het woedende water sleepte ze mee en spoelde het gat verder uit. De dijk schudde en schoof onder hun voeten. En ze moesten terugspringen om niet meegesleurd te worden en te verdrinken. Ook op andere plaatsen ontstonden scheuren en gaten en brullend en bruisend stortte het water het land binnen. Toen was er geen houden meer aan. Overal begonnen de kerkklokken te luiden om de bewoners te waarschuwen. Verschrikt sprongen die uit hun bedden en vluchtten 11

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1969 | | pagina 13