7 industrie. Op zijn beurt is dit verschijnsel terug te voeren op de geografische ligging van het gehele gebied. Het is excentrisch gelegen, terzijde van de grote economische verkeersstromen, die de Hollanden, het kerngebied van Noord- Brabant en België verbinden. Voorzover het verkeer te water ter plaatse pas seert (Antwerpen-Rijn en Antwerpen en Gent-Noordzee) heeft dit economisch met het Zuid-Westen van ons land weinig aanraking. Voor sommige delen wordt de excentrische ligging nog verergerd door de eiland-positie of door de positie als Nederlands grensgebied Zeeuws-Vlaanderen In het algemeen is de aantrekking van industrieën hier een zware opgave. Ook de ontwikkeling van het kleinere bedrijf tot een grotere eenheid onder vindt er extra belemmeringen. In uitzonderingsgevallen, als bijvoorbeeld in Middelburg, Zierikzee, Vlissingen en Breskens heeft de plaatselijke industrie zich belangrijk uitgebreid. De geschiedenis van de suikerwerkenfabriek te Breskens, die na de oorlogsverwoestingen in 1944 naar Rotterdam verhuisde, is echter symptomatisch voor de gevaren die hier liggen bij calamiteiten. Een gunstige uitzondering vormt Oost-Zeeuws-Vlaanderen, dat het voordeel heeft van het West-Europese achterlarfd (via waterweg- en spoorverbindingen). Typerend voor de psychologische nadelen die de excentrische ligging inhoudt, is dat de Zeeuws-Vlaamse industrie vooral een buitenlandse industrie is. Tuinbouw en vreemdelingenverkeer konden door de moeilijke verkeersver bindingen in vele gevallen evenmin tot wasdom komen. De gevolgen hiervan in demografisch en sociaal opzicht zijn velerlei: In enkele streken (Goeree-Overflakkee en Westelijk Noord-Brabant) gingen en gaan de overtollige arbeidskrachten niet dadelijk tot verhuizing over; daar ontwikkelt zich derhalve een relatief ernstige werkloosheid. In alle streken echter betekent het grote vertrekoverschot, dat vooral de jongeren elders werk zoeken. Van 19211930 bijvoorbeeld bedroeg het aantal 20-30-jarige man nen dat Zeeland verliet, 47 van het totale aantal; voor de 30-40-jarigen bedroeg dit 23 De verhouding tussen jong en oud werd en wordt op den duur aldus dennate verbroken, dat het aantal 0-24-jarigen in 1879 in Zeeland 54 en in Nederland 52 van de totale bevolking uitmaakte, terwijl deze cijfers in 1947 resp. 41 en 46 waren (de achteruitgang was relatief resp. 24% en 12%). Een ander gevolg is, dat de huwelijksvruchtbaarheid voor Zeeland, die in 1879 de hoogste in Nederland was, in 1947 de laagste van ons land was geworden. In ieder geval is er sprake van een meer dan normale zeer vergaande veroudering der bevolking. In vele bedrijven in deze gebie den weerspiegelt deze veroudering zich, in een uit bedrijfs-economisch oogpunt nadelige onevenwichtigheid, in de op het bedrijf drukkende lonen, minder snelle toegankelijkheid voor nieuwe mogelijkheden e.d. Het wreekt zich in verschillende opzichten, dat hier nimmer een actieve bevolkingspolitiek is gevoerd. Vestiging en vertrek van mensen liet men geheel over aan de economische factoren, een typisch kapitalistisch verschijnsel. In tegenstelling tot de praktijk in de zogenaamde ontwikkelingsgebieden van ons land zijn in Zuid-Westelijk Nederland de bevolkings-overschotten naar elders vertrokken, waardoor de sociale problemen in deze gebieden niet zo duidelijk aan de oppervlakte komen. Zij zijn echter in Zuid-Westelijk Nederland in sterke mate aanwezig. Dit betekent dat ook hier (Westelijk Noord-Brabant valt er in de praktijk al onder) op verschillende punten een politiek als in de zgn. ontwikkelingsgebieden van ons land moet worden gevoerd. Daarmee geeft men dit gebied de mogelijkheid tot betere ontwikkeling te komen, welke dus

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1955 | | pagina 5