van de grond ook voor wat betreft het stelsel van watergangen, de ontzilting
en wat verder nodig is. Waar voor deze belangen de versterking van de water
schapsorganisatie nodig blijkt, moet deze tot stand gebracht worden en moet
niet worden teruggeschrikt voor de tegenstand van behoudende belanghebben
den, die veelal bezwaar blijken te hebben tegen vernieuwing, waardoor af
stand moet worden gedaan van toestanden en verhoudingen, waaraan zij ge
wend geraakt zijn.
IX. SAMENWERKING, COÖRDINATIE
Het is zonder meer duidelijk, dat de oplossing van de talrijke problemen,
zowel onmiddellijk voortvloeiend uit de ramp van Februari 1953, als reeds
bestaande voor dien, maar vooral als gevolg van de geleidelijke verwezen
lijking van het Deltaplan, op de onderscheidene gebieden optreden vereist
van het rijk, maar vooral ook van provincies en gemeenten. Met nadruk
moge hier gesteld worden, dat het ter wille van de ontwikkeling van en
de mogelijkheid om uiting te geven aan de burgerzin, noodzakelijk zal zijn in
de eerste plaats de gemeenten en de plaatselijke, kerkelijke en niet-kerkelijke
instellingen en organisaties en vervolgens de provincies en provinciale instel
lingen en organisaties, de mogelijkheid te laten en te geven stimulerend, or
ganiserend en coördinerend op te treden. Het rijk dient verder haar eigen
financiële en andere mogelijkheden niet te gebruiken om daar, waar op
bepaalde terreinen de burgerzin in gemeenschappelijke arbeid tot uitdrukking
kan komen en komt, een nodeloze versplintering (verzuiling) op te leggen.
Willen de plaatselijke en provinciale instellingen en organisaties en de ge
meenten en de provincie zo goed mogelijk haar arbeid verrichten, dan is op
verschillende gebieden regionale samenwerking, coördinatie en een op elkan-
der-afgestemd-zijn van allerlei maatregelen noodzakelijk. Ten aanzien van
de recreatie werd hierboven reeds een soort recreatieschap aanbevolen. Voor
het maatschappelijke en culturele werk zullen, juist in dit eilandengebied,
wellicht regionale opbouwinstanties nuttige arbeid kunnen verrichten. Streek
plannen en daaraan voorafgaande sociologische, economisch-technologische
onderzoekingen en planologische studies, vanwege de provincies, zullen drin
gend nodig zijn, teneinde de noodzakelijke meningsvorming omtrent de aan
de orde en op handen zijnde vraagstukken op gang en tot stand te brengen.
Samenwerking tussen de levensbeschouwelijke richtingen en een meer voor
elkander openstaan op talrijke gebieden blijft, hier in een zo sterk in ont
wikkeling komend gebied, meer nog dan elders, geboden.
35