sche gebieden kan elke gemeente niet een maatschappelijke werker hebben.
De streek zal in rayons moeten worden ingedeeld. Toch mogen deze rayons
niet te groot zijn. De plattelandsbevolking is meer gediend met één goed
met de plaatselijke verhoudingen bekend maatschappelijk werker, dan dat
er telkens specialisten verschijnen, die de plaatselijke situatie niet kennen.
Een allround werker, goed bekend met de inwoners van zijn rayon, kan het
„gewone" werk doen. Bij meer ingewikkelde gevallen moet hij een beroep
kunnen doen op specialisten. Het platteland mag van specialistische hulp niet
verstoken blijven. Er zullen regionale of provinciale diensten moeten zijn,
waar in de staf één of meerdere specialisten aanwezig zijn, die de meer in
gewikkelde gevallen ter plaatse kunnen behandelen.
Zoals alom valt waar te nemen, is ook in Zuid-West-Nederland een groeien
de belangstelling te bespeuren voor het maatschappelijk werk. Niet dat deze
belangstelling reeds in alle gemeenten tot tastbare resultaten heeft geleid.
Ook mag niet worden gesteld dat daar waar het Burgerlijk Armbestuur is
gereorganiseerd in een Instelling voor Maatschappelijke Zorg of een Dienst
voor Sociale Zaken, overal een wijziging in de opzet van het werk is gepaard
gegaan, doch er is een toenemende bereidheid te constateren om de zorg
voor de medemens te brengen buiten de voorheen overheersende sfeer van
liefdadigheid van de meerdere tot de mindere.
Het is vooral de vraag of de voortschrijdende belangstelling voor het maat
schappelijk werk moet worden gestimuleerd vanuit de staatsrechtelijke ge
meente dan wel vanuit de levende dorpssamenleving. De practijk heeft dan
(afgezien uiteraard van de grote verantwoordelijkheden van de gemeente
besturen) uitgewezen, dat het inderdaad mogelijk is te werken vanuit een
plaatselijke of vanuit een streekgemeenschap, d.w.z. een orgaan waarin zo
breed mogelijk vertegenwoordigd zijn de in de plaats of in de streek werken
de verenigingen of organisaties van Maatschappelijk Werk, waarin behalve
voor de kerken een plaats is ingeruimd voor vertegenwoordigers van vak
verenigingen en voor bestaande afdelingen van Humanitas.
Een nader onderzoek zal moeten uitwijzen, hoe het maatschappelijk werk in
concreto moet worden aangepakt. Dat de noodzakelijkheden op dit terrein
zullen toenemen bij verwezenlijking van het Deltaplan en daardoor opneming
van dit gebied in grotere spanning op sociaal, economisch en cultureel ter
rein, behoeft geen verdere uitwerking. Wij noemen echter enige punten,
die reeds thans dringend verwezenlijkt dienen te worden.
a. maatschappelijk werk en gezinsverzorging
Het werk van de maatschappelijke werkster of -werker wordt hier nog niet
overal zo aanvaard dat daarvan reeds nu veel moet worden verwacht. Hier
en daar bestaat ten onrechte de neiging het werk van de maatschappelijk
werkster op één lijn te stellen met dat van de zgn. schoonmaakploegen uit de
tijd van na 1 Februari 1953.
Het werk op dit terrein verdient meer inzicht en bereidheid tot stimulering
en hulp bij bestuurders.
Het verdient aanbeveling zorg te dragen voor een georganiseerde mogelijk
heid van periodiek contact tussen de in de verschillende plaatsen of streken
werkende deskundigen, teneinde zo efficient en gecoördineerd mogelijk te
werken en ervaringen uit te wisselen.
Het aantal in dit gebied werkende gezinsverzorgsters is reeds vrij groot en
29