kenis. Eveneens van betekenis is de subsidieregeling voor bejaardenhuisvesting,
welke het mogelijk maakt voor de weinig draagkrachtigen onder hen de huur
prijs van 100 per jaar lager te stellen. Bij de huisvesting van bejaarden
worde zoveel mogelijk voorkeur gegeven aan de bouw van woningen. De bouw
van tehuizen moet tot het strikt noodzakelijke beperkt blijven.
Het overbrengen van krotbewoners naar nieuwe woningen zal in het ramp
gebied wellicht op groter schaal dan elders problemen scheppen, doordat de
overgang, zowel wat de huurprijs als wat de omgeving betreft, groot is.
Ernstig moet worden getwijfeld of de huidige bijdrageregeling ten behoeve
van de huisvesting van krotbewoners (in 5 jaren aflopend) toereikend is. Bij
de woningexploitatie door gemeenten en woningbouwverenigingen ten be
hoeve van voormalige krotbewoners is de inschakeling van enkele woning-
inspectrices aan te bevelen.
Er moet mee worden gerekend, dat vele eigenaar-bewoners van krotten
(die in het rampgebied veelvuldig voorkomen) het ernstig verlangen koeste
ren in het bezit van een nieuw huis te komen. De huidige subsidieregeling
(bouwpremie plus 30 toeslag, plus zelfbewoningsbijdrage) lijkt niet on
redelijk. Voor de verschaffing van bouwkapitaal ware aansluiting bij de
Bouwkas Nederlandse Gemeenten te bevorderen. Daarbij moet worden ge
waakt tegen al te vurige acquisitie door het apparaat van die kas. Aanmoedi
ging verdient collectieve voorbereiding van bouwplannen en collectieve aan
besteding door de adspirant-eigenaars. Zo nodig bouwe de gemeente Wo
ningwetwoningen, die in eigendom worden overgedragen.
Betwijfeld moet worden of het technisch apparaat der gemeenten toerei
kend is om de belangrijke toekomstige taak te vervullen.
Enerzijds zijn er gemeenten die voor hun bouw- en woningtoezicht te zeer
alleen van kleine, niet voldoende geoutilleerde ondernemers gebruik maken,
anderzijds is het werkterrein van bepaalde gemeenschappelijke diensten van
bouw- en woningtoezicht (dat vóór de oorlog en vóór de ramp wellicht juist
was) voor de thans vereiste aanpak te uitgebreid, zodat daar een zekere
decentralisatie nodig is.
VI. OPENBARE NUTSBEDRIJVEN
a. watervoorziening
De watervoorziening van het Deltagebied is sterk gedecentraliseerd. Elk eiland
of gebied heeft zijn eigen bedrijf; in de Hoeksche Waard werken zelfs vier
bedrijven aan de voorziening, in Midden-Zeeland drie. Er is dus sprake van
een sterke versnippering. Enkele bedrijven zijn verliesgevend, ondanks vrij tot
zeer hoge tarieven Schouwen-Duiveland, Hoeksche Waard West, Midden-
Zeeland en Tholen). Andere weer zijn rendabel ten koste van hoge tarieven
(Voorne-Putten, Kilwaterleiding)De overige voldoen wat rentabiliteit en
tarieven betreft aan redelijke eisen. Een tekort aan zoetwater bestaat op
Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee, bij het Middelburgse Waterleidings
bedrijf en in Zeeuws-Vlaanderen.
Waar mogelijk verdient het aanbeveling tot concentratie van de bedrijven
te komen. De situatie in de Hoeksche Waard bijvoorbeeld leidt ongetwijfeld
tot verspilling. Hetzelfde geldt voor Midden-Zeeland. De tekorten aan zoet
26