landarbeiders worden bezocht. Op Schouwen-Duiveland, Tholen en de Zuid- Hollandse eilanden komt dit schooltype zelfs niet voor. De mogelijkheden voor voldoende algemene en technische scholing van jonge boeren en tuinders en landarbeiders zijn dus onvoldoende. Noodzakelijk zijn: 1. het stichten op korte termijn van naar aantal en kwaliteit voldoende scholen op dit gebied; 2. deugdelijke aansluiting van het lager landbouwonderwijs op het lager on derwijs; 3. vergoedingsregelingen voor minvermogende jonge landarbeiders; 4. hogere geldelijke waardering van de vakdiploma's. Bovendien is een grotere spreiding van het landbouwhuishoudonderwijs nood zakelijk. Wat de verbeteringen voor land- en tuinbouw in deze gebieden op lange termijn betreft is het volgende van betekenis, waarbij gebruik gemaakt is van het meergenoemde rapport van de Commissie ter Bestudering van de Ruimte lijke Ordening in de Landbouw. De gebrekkige waterhuishouding in het Deltagebied (verzilting en verdro ging) leidt tot belangrijke oogstdepressies, die door het achter de dammen te projecteren zoetwatermeer kunnen worden opgevangen. De verzilting heeft betrekking op 33.000 ha, waarvan aleen reeds 25.000 ha in Zeeland is gelegen. De totale bruto-meeropbrengst, die als gevolg van de ontzilting kan worden verwacht, bedraagt 8 min per jaar. De verdroging beslaat in het Deltagebied 133.000 ha, waarvan 68.000 ha in noordwestelijk Noord-Brabant. De opheffing van de verdroging levert een bruto-meeropbrengst van 41 min per jaar. Het laat zich aanzien, dat de 160.000 ha verdrogende en droogtegevoelige cultuurgronden in oostelijk Noord- Brabant eveneens vanuit het zoete meer kunnen worden bevloeid. De bruto- opbrengstvermeerdering uit dezen hoofde bedraagt ƒ12 min per jaar. De totale bruto-meeropbrengst door de opheffing van de verzilting en de verdroging beloopt dus jaarlijks een bedrag van 61 min. Prof. Tinbergen kapitaliseert in zijn meergenoemde studie dit bedrag tot 1525 min in totaal. Tegenover dit bedrag staan vanzelfsprekend de meer te maken kosten ter verkrijging van dit resultaat. Deze vloeien voort uit de naast de uitgaven voor het Deltaplan te investeren bedragen en te betalen afschrijvingen en rente voor werken ten behoeve van de ontzilting en de opheffing van de verdroging. Hier onder vallen de werken, nodig om het water tot bij de plaat te brengen en de spuisluizen. Deze bedragen zijn door Prof. Tinbergen verzameld in, een post van 855 min, waaronder ook werken ten behoeve van het verkeer vallen. Een belangrijke vraag is nog of men niet dient te streven naar een zo groot mogelijke landaanwinning. Het rapport van de Deltacommissie merkt op, dat deze zeer beperkt zal zijn. Ook het rapport van de CROL (Commissie ter Bestudering van de Ruimtelijke Ordening in de Landbouw) laat zich in deze zin uit. In de Zuid-Hollandse en Zeeuwse stromen vallen bij eb slechts kleine delen van het gebied droog. Men mag dus niet verwachten, dat bij afsluiting van de zeegaten aaneengesloten complexen kunnen worden ingepolderd. Het grootste deel van de gronden bestaat trouwens overwegend uit meer of minder grof zand en heeft een laag slibgehalte. Deze grofzandige gronden zullen in ernstige mate onderhevig zijn aan verdroging en verstuiving, terwijl ook het gevaar van verzilting door diepe zoute kwel niet denkbeeldig is. 17

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1955 | | pagina 10