De bij bet sluiten toegepaste middelen
door Ir M. KLASEMA
Hoofdingenieur bij de Zuiderzeewerken
SAMENVATTING. In de aanvang werd voornamelijk gebruik gemaakt van zandzakken, pa
len, stropakken, later van rijswerk, zinkstukken, steen, vaste klei, opgespoten zand en betonnen
caissons, waaronder een aantal uit Engeland afkomstige Phoenix caissons van 7500 ton water
verplaatsing.
Alleen op Schouwen-Duiveland werden 3.000.000 zandzakken verwerkt, 2.000.000 m' klei,
12.000.000 m' zand, 410 caissons en 5 Phoenix caissons.
MATERIALS USED FOR CLOSING THE GAPS
SUMMARY. At the outset sandbags, poles and strawpacks were chiefly used, later on also
fascine work, mattresses, stones, heavy clay, spouted sand and concrete caissons. Some of the
latter were Phoenix caissons obtained from England with 7500 tons water deplacement.
On Schouwen-Duiveland 3.000.000 sandbags, 3.000.000 cubic yards of clay and 17.000.000 cubic
yards of sand, 410 concrete caissons and 5 Phoenix caissons were used.
LES MATIÈRES EMPLOYÉES POUR LA FERMETURE
RESUMÉ. Les matières employées étaient au début des sacs a sable, des pilotis et des ballots
de paille; plus tard du clayonnage de fascines, des matelots de fascinage, des pierres, de I'argile
lourde, du sable transporté en mixture et des caissons en béton. Parmi ces derniers il y avait
quelques caissons „Phoenix" provenant d'Angleterre. Leur déplacement était de 7500 tonnes.
A Schouwen-Duiveland seule on a employé 3.000.000 de sacs a sable, 2.000.000 m3 d'argile,
12.000.000 m3 de sable, 410 caissons et 5 caissons „Phoenix".
Toen er in het jaar 1530, door dijkbreuken bezuiden
Burgh en bij Borrendamme, zuidwestelijk van Zierikzee,
op Schouwen een soortgelijke situatie was ontstaan als
in 1953, slaagden onze voorouders er in de beide gaten
in 18 dagen te sluiten, met behulp van rijswerk, vlet-
zoden (schorkloeten) en paalrijen.
Zo eenvoudig als in 1530 ging het in 1953 niet. Inmid
dels was het land, dat in 1530 ruim boven de gemiddelde
zeestand moet hebben gelegen, door bodemdaling en in
klinking grotendeels tot beneden L.L.W. gezakt.
De stroomgaten kregen hierdoor een ander karakter en
andere afmetingen, waardoor ook andere methoden en
hulpmiddelen nodig waren om deze gaten binnen de
gestelde tijd, d.w.z. vóór de winterstormen, te kunnen
sluiten.
In de eerste dagen beschikte men echter in het ramp
gebied over weinig betere middelen dan de Zeeuwen van
1530. Toch zijn er ook in deze periode opmerkelijke suc
cessen geboekt. Vele kleinere gaten werden gesloten met
behulp van zandzakken en perkoenpalen, andere werden
geblokkeerd door in of vóór het gat een vaartuig tot zin
ken te brengen en bij Ellewoutsdijk zag men zelfs kans
om, toen er op het kritieke moment een tekort aan zand
zakken dreigde te ontstaan, het 23 m brede sluitgat in
een omringdam van een stroomgat, te sluiten met behulp
van stropakken.
Daar de stropakkendam op zichzelf natuurlijk niet
stabiel was werd deze aan de voor- en vooral aan de
achterzijde gesteund door zandzakken en werd als
belasting op de kruin smalspoor aangelegd, waarop met
klei geladen kipkarren werden geplaatst.
Slaagde men er in het begin niet in ook grotere gaten
met zandzakken te dichten doordat de eenheden te klein
waren en in de sterke stroom niet bleven liggen, later
werd b.v. in de Rampaartse dijk een gat gesloten van 70
m breedte en 34 m diepte, waarin stroomsnelheden
van 34 m per sec. optraden, met zandzakken welke met
behulp van bietennetten tot grotere eenheden waren
samengebundeld.
Behoorden in het begin de zandzakken, bij gebrek aan
iets anders, tot de belangrijkste hulpmiddelen bij het
sluiten van gaten, later werden zij in hoofdzaak gebruikt
op plaatsen waar andere hulpmiddelen niet of uiterst
moeilijk waren aan te voeren.
Een voorbeeld hiervan was de zoëven genoemde Ram
paartse dijk op Duiveland die slechts via twee geïnun
deerde polders was te bereiken met amphibievoertuigen
en zeer ondiep gaande vaartuigen.
Voor het sluiten van de grote stroomgaten waren ech
ter andere hulpmiddelen nodig. In de eerste dagen na de
ramp, toen men nog nauwelijks een globaal overzicht had
gekregen van de omvang van het te verrichten werk,
moesten reeds maatregelen worden genomen om deze
hulpmiddelen tijdig ter beschikking te krijgen.
Deze maatregelen bestonden, naast de aankoop van
grote hoeveelheden rijshout en steen, uit een opdracht
aan verschillende aannemers om een groot aantal beton
nen caissons te bouwen van betrekkelijk kleine afmetin
gen en zeer eenvoudige constructie, die onderling gekop
peld konden worden tot grotere eenheden.
Bovendien werd een Engels aanbod om tegen een be
trekkelijk lage prijs een achttal voor de invasie in Frank
rijk gebouwde Phoenix-AX-caissons, met afmetingen van
62 x 19 x 18 m, over te nemen, gretig aanvaard.
Daar een dijk, behalve uit zinkstukken, steen en cais
sons ook uit zand en klei zou moeten worden opgebouwd,
moesten ook wingebieden voor deze materialen worden
gevonden en moest de productie hiervan op gang worden
gebracht. Zand leverde in het algemeen weinig moeilijk
heden, daar dit meestal wel in de nabijheid van de gaten
op exploiteerbare diepte voorkwam. De aanvoer van voor
het betoogde doel geschikte klei was echter een der moei
lijkste problemen.
In de Zeeuwse en Zuid-Hollandse stromen werd slechts
27