Fig. 12. Slepen van een zinkstuk in sterke stroom. loopt van het land weg met watervalletjes, waardoor de bo venlaag van klei of Van veen wordt verbrokkeld. Op foto 6 ziet men zulk een geul met watervalletjes, in dit geval een van de geulen van Ouwerkerk. Een zich vormende geul maakt altijd gebruik van reeds aanwezige watergangen, dijktochten, sloten, kavelsloten, wegsloten en dergelijke. Voor het berekenen van de te verwachten snelheden kan men, zoals we zagen, uitgaan van modelproeven, waarbij het model uiterlijk soms weinig op het origineel lijkt. Foto 7 geeft een beeld van het model van de Vierbanenpolder op Duiveland en van de polder Oosterland. Het terrein is sterk door dijken en geulen doorsneden en heeft in het model door het aanbrengen van gaasjes een dusdanige ruwheid gekregen, dat stromen en waterhoogten er nauwkeurig overeenkomen met die van het terrein. FT kunt zulk een model eigenlijk beschouwen als een ap paraat, dat de rand-voorwaarden in rekening brengt, waar aan de differentiaalvergelijkingen van stroming moeten voldoen. Met andere woorden: het model lost die diffe rentiaalvergelijkingen op. Een groot aantal waarnemers is nodig om de uitkomst vast te leggen. Daarvan geeft foto 8 een beeld. Het model is bijna verdwenen onder de waarnemers. De belangrijkste man is degene, die aan het handwiel staat te draaien. Hij realiseert het getij in de Schelde. Sommige onderdelen van een modelproef maken mis schien een primitieve indruk, maar de resultaten zijn zeer bevredigend. Nadat men door berekeningen en door modelproeven heeft geleerd, wat men kan verwachten, gaat men aan het werk. Op de kleilaag wordt een rij zinkstukken neergelegd, zoals te zien is op foto 9 waarop de rij zinkstukken aan de Schelphoek zich tot in de horizon verliest. Samen vormen die zinkstukken een reusachtige oppervlakte. Zij vielen hier bij laag water vrijwel droog en men kon dus de stenen van de ballast goed op zijn plaats brengen. Op foto 10 stroomt het water over de zinkstukken heen. Waar men veel schuim ziet, is de duikende straal: daar moet men steeds paraat zijn, het gevaar van ontgronding te bezweren. Wat er gebeurt, als door een duikende straal de randen van een zinkstuk worden onderspoeld, ziet men op foto 11 een model prentje, waarop het ondermijnde zinkstuk is omgeklapt. Zodra de onderkant van een zinkstuk zichtbaar wordt, weet men, dat het mis is. Hier was het alleen maar mis in het model, maar het is op het terrein ook wel eens mis geweest. Gelukkig heeft men in zulk een geval altijd Fig. 13. Stroombeeld bij eb in het Brokkengat. (model) Fig. 14. Stroombeeld bij vloed in het westgat bij Ouwerkerk. Fig. 15. Bijna duikende straal in het gat bij Oosterland. 7

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 9