Fig. 5. Ouwerkerk West. Dijkgat in wording. Fig. 6. Watervalletjes in een geul bij Ouwerkerk. schuurd (wat helaas van tevoren niet te voorspellen was) en de volgende dag was het gat niet meer 4 V2 m diep, maar 13 m. De daarop volgende dagen verdiepte het nog verder, tot bijna twintig meter. Tot dusverre was er ge werkt in het tracé van de dijk zelf, maar het was duidelijk, dat het nu een omringing moest worden. We wilden pro beren, een maaiveldsluiting tot stand te brengen, die met het oog op de gewenste snelheid (liefst binnen 14 dagen) moest worden gemaakt, door vrij dicht om het gat heen een rij zinkstukken neer te leggen en op die zinkstukken oude schepen (caissons waren er nog niet) te plaatsen. Met lof waardige ijver zijn oude schepen beschikbaar gesteld en gekocht en modellen ervan zijn onmiddellijk in het labora torium geprobeerd, om de beste wijze van plaatsen te leren kennen. Bij dat werk is de wederzijdse appreciatie van de mensen op het terrein en de mensen in het laboratorium sterk ge groeid. De man van het laboratorium heeft de moeilijkheden van de praetijk leren kennen; zijn aanwijzingen zijn goed opgevolgd en de manoeuvres met de schepen, eerst voor zichtig (een leeg scheepje bij doodtij!), maar geleidelijk Fig. 7. Getijmodel van Duiveland. Fig. 8. Meting op het getijmodel van Schouwen. Fig. 9. Schelplioek. Zinkstukken op het maaiveld. steeds stoutmoediger (op het laatst met een zwaar geballast schip bij springtij!) zijn alle prachtig verlopen: in de beste harmonie en volgens de regelen van de kunst. Maar vóór het zover kwam, was de kiem van de mislukking al aanwezig. 5

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 7