stelling van ir Van de Wall. Met de inhoud van de stelling
is spreker het eens; hij wil de noodzakelijkheid van „sterke"
landhoofden gaarne onderschrijven, maar hij zou op het
woord „sterk" een aanvulling willen geven.
De landhoofden, die op Schouwen werden toegepast, zijn
bijna alle vervaardigd van de caissons, zoals die nu een
maal waren gemaakt, en die hebben uit een waterloopkun
dig oogpunt een uiterst ongunstige vorm, aangezien de
stroom daarbij door een scherp voorwerp wordt begrensd.
Van een behoorlijke stroomgeleiding is daarbij geen sprake.
Juist ter vermijding van de gevaarlijke wervelstaarten en
ter vermindering van de contractie is het gewenst, aan de
landhoofden een soepele stroomgeleidende vorm te geven.
De dichting bij Stevensluis was een van de weinige objec
ten, waarbij de gelegenheid bestond, aandacht te schenken
aan het beter geleiden van de stroom en het is vermoedelijk
mede daaraan te danken, dat die sluiting daar zo simpel is
verlopen. Zo was bij de tweede sluiting bij Ouwerkerk de
geleiding beter dan bij de eerste.
Deze opmerking is stellig geen blaam op het werk op
Schouwen, maar in volgende gevallen kan daarmede reke
ning worden gehouden.
Spreker was reeds van het begin op Schouwen en zou
daarom nog even willen ingaan op de opmerking van
ir Van de Wall over de opdracht aan de twee aannemers.
Die opdracht was gegeven, omdat men toen nog slechts wist,
dat nagenoeg alle dijken van het eiland ernstig waren be
schadigd. Men had toen nog geen idee van de zeer grote
omvang van de beschadigingen en liet geven van de be
doelde opdracht mag daarom zeker niemand worden ver
weten: het was stellig geen fout.
Ir VAN DE WALL wijst er op, dat hij in stelling 9 niets
anders heeft gezegd, dan dat, indien men kan kiezen tussen
een opzinking met een stenen dam en een afsluiting met
caissons, de eerste methode de veiligste is. Hij geeft niet
gezegd, dat men die methode moet kiezen. Met de caissons
kunnen dat heeft de practijk wel geleerd tijdens het
transport en tijdens het liggen wachten tot ze kunnen wor
den gebruikt allerlei ongelukken gebeuren: ze kunnen lek
worden, ze kunnen zinken, ze kunnen stranden enz.
Spreker blijft van mening, dat een stenen dam veel
veiliger is dan een caissonsluiting. Maar als er geen steen is,
moet je niet de oplossing met een stenen dam kiezen!
Met hetgeen ir Slotboom heeft opgemerkt over het geven
van een stroom-geleidende vorm aan de landhoofden is
spreker het geheel eens, maar mede juist door een dergelijke
vorm wordt een landhoofd sterk
Ten aanzien van het feit, dat in het begin aan twee
aannemers opdrachten waren gegeven, zal spreker zeker
niemand verwijten, dat reeds zo spoedig 11a de ramp die
opdrachten werden gegeven of dat slechts twee opdrachten
werden gegeven, maar de aanwezigheid van twee zelf
standige aannemers op één werk blijft spreker ontoelaat
baar achten.
De heer JAC. BROERSMA Gzn zou gaarne een opmer
king willen maken naar aanleiding van de 6de stelling van
ir Van de Wall: dat men tevoren niet kan voorspellen,
met welke snelheid erosiegeulen zich landwaarts zullen
uitbreiden. Spreker zal die stelling zeker niet bestrijden,
maar meent, dat het wel goed is, zich een voorstelling te
maken van wat later bij nog grotere werken kan geschieden.
Bij sommige dijkgaten op Schouwen en Duiveland begon
men met een diepte van 14 m en eindigde men met een
diepte van 30 m.
Straks begint men met een diepte van 30 m en waarmee
zal men dan eindigen? Het zal zaak zijn, tenminste te hou
den wat men heeft, o.a. door de aanleg van beteugelings-
dammen, zoals door de toenmalige Directeur-Generaal van
de Zuiderzeewerken, dr ir V. J. P. de Blocq van Kuffeler
bij de afsluiting van de Zuiderzee werden gebouwd. Doordat
door gebrek aan geld de werken aan die afsluiting lang heb
ben stilgelegen, werd het rijshout door de paalworm ernstig
beschadigd. Daarom raadt spreker voor volgende grote
werken het gebruik van zinkstukken van asfaltbeton aan en
wel over een breedte van wellicht 1000 m over de geheel
lengte van de dijk.
45