en oevervallen gehad. Op 13 Juni trad een val op nabij de
Plompe Toren, welke het buitenbeloop tot in de kruin weg
nam en het onderwaterbeloop met 10 a 12 m verdiepte.
Gelukkig lag achter dit punt nog de Koudekerker Inlaag,
zodat onmiddellijk gevaar niet bestond. Door de dijk aan
de achterzijde te versterken (fig. 18) en het onderwater
beloop weer op te vullen met zand en te bezinken en daarna
het buitenbeloop weer aan te brengen, is dit gevaar be
zworen. Op 6 Augustus, dus vrij kort vóór de sluiting, heeft
zich bij het oostelijke einde van de Flauwers Inlaag weer een
val voorgedaan. Deze nam de gehele dijk mede (fig. 19) en
daar de inlaag door een vernielde binnendijk in verbinding
stond met de polder Schouwen, ontstond hier de zeer ge
vaarlijke situatie, dat het buitenwater direct met de polder
in verbinding kwam. Gelukkig is het spoedig gelukt, een
afscheiding aan te brengen en de dijkbreuk te herstellen.
Buiten de haven van Burghsluis en in de toegangsgeul naar
Zierikzee hebben zich nog oevervallen voorgedaan. Hoe deze
vallen zijn ontstaan is niet geheel duidelijk; de ene is n.l.
bij L.W., de andere bij H.W. ontstaan. Oorzaken zouden
kunnen zijn een vergrote stroom door de Hammen tenge
volge van de inundatie, waardoor een steil talud zou zijn
ontstaan, of het doorkwellen van de dijk bij eb of de in
vloed van werktuigen in de buurt van de vallen. Zekerheid
hieromtrent is er geloof ik niet.
Tenslotte iets over Ouwerkerk (fig. 20). Van prof.
Thijsse hebben wij gehoord, waarom het sluittracee buiten
om is gelegd en hoe hierin 2 bezonken openingen waren,
waarvan de westelijke met moeite kon worden gesloten en
de landhoofden van de oostelijke opening in elkaar zijn ge
zakt en de bezinking werd vernield. Ik wil U van deze eerste
phase van de strijd nog iets naders vertellen. Aanvankelijk
was het de bedoeling beide gaten liefst tegelijk, doch anders
zo kort mogelijk na elkaar te sluiten. Tengevolge van deze
eis zijn de moeilijkheden in de westelijke opening ontstaan.
Immers deze was al geruime tijd bezonken en had daarna
heel gemakkelijk met een stenen dam kunnen worden ge
dicht. Eerst op 23 Augustus, toen de bezinking gebreken
ging vertonen, is besloten toch nog een poging tot dichten
te wagen en kon zulks vanwege de tijd alleen nog maar met
caissons. Dat dit gelukt is, is een gevolg van de overmaat
van caissons, die wij in het gat. hebben gezonken. Zij hebben
hier meer een functie van grote stenen dan wel van sluit -
caissons vervuld. Driemaal achter elkaar zijn series caissons
in het gat gezonken. Tweemaal is het grootste deel in de
diepte vóór het gat verdwenen (fig. 21). De derde maa.1
hebben zij schots en scheef door elkaar liggend (fig. 22)
het gehouden en kon met klei, stenen en zand de sluiting
worden volbracht. Ik geloof, dat de grote hoeveelheid van
op elkaar, door elkaar en in elkaar liggende caissons ten
slotte de basis voor de sluiting heeft opgeleverd en niet het
beetje ballast, dat in de laatst gezette serie nog is gebracht.
Op 26 Augustus, dus net 2 dagen later, toen wij het grote
gat wilden gaan dichten, bleek, dat de bezinking in dat gat
het had begeven en dat de landhoofden geleidelijk aan ver
dwenen (fig. 23). Ik heb mijzelf dikwijls de vraag gesteld of,
als wij toen nog b.v. 50 geschikte caissons hadden gehad, wij
de methode van het westelijke gat ook niet in het grotere
oostelijke gat hadden moeten proberen. In de eerste plaats
hadden wij echter deze caissons niet meer en de laatste
reserve van de grote AX-pontons mochten wij toch zeker
niet wagen. In de tweede plaats meen ik, dat wij, hadden
wij ze gehad, het toch niet hadden moeten proberen, omdat
er voor dit gat geen overmacht van materieel, zoals persen,
kranen, kantelbakken en oplossers, meer beschikbaar was.
Het na de mislukking opgestelde nieuwe sluitingsplan
werd u reeds voorgelegd (fig. 24). De operatie „4 x Phoenix"
is te overbekend, dan dat ik ze hier zou gaan herhalen. Ik
wil echter wel nog op een paar bijzonderheden wijzen. In
de eerste plaats, dat AXno. 1, die als landhoofd dienst zou
doen en nodig was vanwege de aanwezige breedte, vrijwel
buiten de stroom was geprojecteerd, zodat plaatsen ervan
feitelijk kon geschieden, als de bezinking ter plaatse gereed
Fig. 20. De situatie bij Ouwerkerk.
Fig. 21. Een caisson is in het wes
telijke gat van Ouwerkerk in de
diepte verdwenen.
41