Ten aanzien van het nut, dat wij van de havens hebben
gehad, wordt verwezen naar de figuren 2, 3 en 4.
Behalve aan materialen moesten wij aan de benodigde
werktuigen voor de uitvoering der werken aandacht schen
ken, m.a.w. de mogelijkheden, die de ingeschakelde aan
nemers hadden, onderzoeken. Hierbij bleek al spoedig, dat
de firma Volker wel over zeer groot en zeer goed aannemers-
materieel beschikte, doch niet over kranen, speciaal dan
kleikranen en weinig over wat onder kleiner aannemers-
materieel wordt verstaan, terwijl velen van haar kundige
uitvoerders in het buitenland werkzaam waren. Wij hebben
toen aanstonds begrepen, dat wij deze behoefte moesten
dekken met hetgeen op de werken in het IJsselmeer aan
wezig was en het was aangewezen hiervoor eerst de werken,
die de M.U.Z. (Maatschappij tot Uitvoering van Zuiderzee
werken) in uitvoering had, te stoppen. Immers de M.U.Z.
was gedeeltelijk Volker, zodat er al een relatie bestond en
bovendien had de M.U.Z. wel zeer geschikte kranen, die wij
vooral voor de haven van Zierikzee zo zeer behoefden. Er
is toen een combinatie tussen Volker en de M.U.Z. tot
stand gebracht, die onder de naam van „Combinatie
Schouwen en Duiveland" is opgetreden. Deze zou dus aan
vankelijk met de firma van Oord als zelfstandige aannemer
voor het rijswerk alle werken aan de Zuidzijde van het ei
land uitvoeren en alleen de nodige werken aan de Noord
zijde.
De combinatie kwam echter slechts langzaam op gang,
hetgeen ons al spoedig heeft doen besluiten om na overleg
met haar het dichten van de gaten aan de Noordzijde, t.w.
bij Sirjansland en Stevensluis, aan een andere aannemer,
t.w. Zanen en Verstoep, welke nog over flink wat materieel
beschikte, toe te vertrouwen. De desbetreffende nodige
principiële besprekingen heb ik nog met wijlen H. Zanen
mogen voeren, wiens overlijden ik later tijdens de volle
uitvoering meermalen sterk heb gevoeld.
De situatie was nu zo gewordendijkbreuken Noordzijde
Zanen en Verstoep, dijkbreuken Zuidzijde Combinatie
Schouwen en Duiveland met de firma van Oord.
Ik kom nu aan de tijd, waarin de plannen voor het sluiten
van de grote stroomgaten moesten worden opgesteld. De
eerste vrij volledige opnamen van diepten en stromen waren
beschikbaar en de gedachtenwisseling over de plannen kon
beginnen. Het is nu de tijd om iets over de wijze waarop de
plannen tot stand zijn gekomen te zeggen.
In de eerste plaats waren er de ingenieurs van de Zuider
zeewerken, aangevuld met enkele van de Rijkswaterstaat.
Deze groep had natuurlijk de beschikking over de adviezen
van prof. Thijsse, die immers als adviseur aan de Dienst
der Zuiderzeewerken is verbonden en die achter zich had
zijn Waterloopkundig Laboratorium, doch al vrij spoedig
kon ook prof. Jansen, die immers bij de droogmaking van
Walcheren grote ervaring met caissons had opgedaan en
achter zich had de verschillende studiediensten van de
Rijkswaterstaat, volledig worden ingeschakeld. Deze beide
hoogleraren met hun staven, verder als Braintrust aange
duid, hebben onze plannen becritiseerd, dikwijls aangevuld,
gewijzigd of verbeterd, gelukkig ook wel eens goedgekeurd.
Doch het is zo geweest, dat elk belangrijk sluitingsplan na
gezamenlijk overleg tussen ingenieurs, Braintrust en aan
nemer is vastgesteld. Dat het oordeel van de Braintrust
daarbij zwaar woog, wanneer het verwachtingen van stro
men en waterstanden of van bewegingen der sluitingsmid
delen betrof, is logisch, doch andersom hebben ook de
practijkmannen meerdere malen invloed gehad op de uit
eindelijke vaststelling. Een zeer belangrijk punt moet ik in
dit verband nog vermelden en wel dit, dat kort na de ramp,
toen de grootte der stroomgaten zeker niet nauwkeurig
Fig. 4. Aangevoerde hoeveelheden rijshout (in Holl. bossen).
doch slechts zeer globaal bekend was, de Rijkswaterstaat
opdracht had gegeven een groot aantal lichte caissons van
gewapend beton te vervaardigen. Het waren betonnen
bakken 11 x 7.5 m en hoog 2 tot 6 m, die in verschillende
richting aan elkaar konden worden gekoppeld en die door
losse betonstukken konden worden verhoogd tot 12 m.
Besteld waren 100 caissons en 200 opzetstukken, welke
opdracht later is vergroot met 400 caissons. Feitelijk was
dit ook een gegeven voor de opzet der sluitingsplannen en
het is ook steeds duidelijk naar voren gekomen om bij een
of ander sluitingsplan tenminste een deel der toch aan
wezige caissons te gebruiken, ook als het anders ook had
gekund. Zo straks kom ik hier nog op terug.
Toen de eerste globale plannen waren opgesteld en het
benodigde materieel was uitgerekend, bleek dat de Combina
tie Schouwen en Duiveland niet bij machte was alle gaten
aan de Zuidzijde van het eiland te dichten en is zij op haar
verzoek ontheven van de dichting van de gaten nabij
Ouwerkerk. Voor dit werk moest toen weer een andere
aannemer worden gezocht en er was geen andere keuze dan
weer werk op het IJsselmeer stop te zetten en de dichting
van Ouwerkerk op te dragen aan de Zuiderzee-combinatie
Van der HoevenZanen en Verstoep.
J8.300 WEMELDINGE
Fig. 2. Aangevoerde hoeveelheden Duitse steen (in tonnen).
WEMEi-DiN3E/3I600
Fig. 3. Aangevoerde hoeveelheden Belgische steen (in tonnen).
32