Fig. 22. Het op volle sterkte brengen van de zeedijken bij de Veerhaven, gezien van de Westerschelde. Luchtfoto K.L.M.
gebruikt. Daar deze 62,20 m breed is, zou de breedte van
het grote gat dus ongeveer 60 m moeten bedragen, waaruit
een diepte van dit gat van ca. 10.00 m beneden N.A.P.
volgde. De natuurlijke diepte van de drempel in het Veer
havengat bedroeg in het afsluitingstracé echter slechts
8 a 8,50 m beneden N.A.P. Deze moest derhalve rekening
houdende met het aanbrengen van een bodemverdediging
van zinkstukken met bestorting van 1,50 a 2,00 m dikte
voor een deel bijna 4,00 m worden verdiept. Dit was een
werk dat, uitgevoerd door een baggermolen, met grote
omzichtigheid moest gebeuren, voordat ter plaatse de
bodemverdediging kon worden aangebracht.
Voor de kleine opening werd een samengestelde caisson
bestemd van 33 x 15 m.
Beide openingen werden gescheiden door een eveneens
uit stapelelementen samengestelde pijler, die tevens diende
om het verschil in bodemdiepte tussen beide openingen te
overbruggen.
Het landhoofd in het Westen werd gevormd door een
tegen een grondkerende damwand geplaatste blokkendoos
caisson, terwijl voor het landhoofd aan de oostzijde een
Phoenix-type B X zou dienen, die door haar zwaarte een
betrouwbare grondkering vormde en, in de lengterichting
van de stroom geplaatst, een goede geleiding gaf aan de langs
die zijde intrekkende vloedstroom. Landwaarts van deze
phoenix zouden nog twee kleine caissons worden geplaatst.
Om de grote diepte benedenstrooms van de westelijke
opening te omgaan werd de westelijke sluitcaisson aan de
landzijde tegen de pijler geplaatst in plaats van aan de zee
zijde, waardoor de bajonetvormige plattegrond ontstond.
Het plaatsen van de caissons, dat slechts tijdens de laag-
water-kentering kon geschieden, wanneer de stroom ruim
een uur lang zeer gering was, bood weinig moeilijkheden.
In volgorde werd eerst het westelijke landhoofd gezet, daar
na het oostelijke, nl. de BX, dan de pijler, waarna op 23
Juli de westelijke opening werd gesloten en de dag daarna
op 24 Juli de oostelijke en laatste opening (fig. 21).
Uit deze nuchtere opsomming blijken niet de grote moei
lijkheden, die men ondanks het vlotte verloop van deze
manoeuvres (binnen drie weken tijds waren alle caissons
geplaatst) heeft ondervonden. De verdediging van de drem
pel tegen uitschuring door de felle stroom heeft veel zorgen
gebaard; slechts door dagelijks zorgvuldig te peilen en
onmiddellijk steen en klei te storten waar ontgronding
dreigde, kon de drempel in stand worden gehouden.
Het opstorten van de beddingen voor de caissons was
een zeer moeilijk werk; het maken van een vlakke vloer van
stortsteen op 10 m waterdiepte is uiteraard niet eenvoudig,
vooral wanneer er zo weinig tijd voor is.
Dank zij vooral het vakmanschap van opzichters, uit
voerders en arbeiders, die bij dit onderdeel waren betrokken,
kwamen de caissons bijna precies volgens plan terecht en
waren de lekken onbetekenend.
In minder dan een etmaal na de sluiting was de caisson-
dam dan ook waterdicht.
Er restte nu nog, na bijna 6 maanden zware strijd, een
omvangrijke taak: het op volle sterkte brengen van de zee
wering en de bouw van de havendijken (fig. 22) en een veer-
plein, waaraan thans nog wordt gewerkt, zodat de caisson-
dam nog niet kon worden opgeruimd. Helaas kon de aanleg-
inrichting niet op de oude plaats komen; grote verdie
pingen tot meer dan 20 m in de laatste maand van de slui
ting maakten het niet raadzaam het uit een stalen damwand
bestaande kunstwerk hier te bouwen.
De enige plek, die daarvoor aangewezen was, lag in het
oosten van de uitgescliuurde kom. Deze plaats past slecht
in het blokkeringsplan. Om de veerboot weer te kunnen
laten varen moeten behalve de grote Phoenix-caisson ook
de kleine worden verwijderd en bovendien een groot deel
van de oostelijke havendijk worden opgeruimd.
23