2
Fig. 3. Getijbeweging bij de afsluiting van de
Veerhaven te Kruiningen op 24 Juli 1953 met
behulp van de Phoenixponton volgens bereke
ning en waarneming. Door vergelijking van de
resultaten der berekeningen, die resp. in April
en Juli 1953 werden opgesteld, blijkt de invloed
van de gewijzigde omstandigheden. Voorts is
weergegeven het oplopen van de binnen-water-
stand, indien ongeveer één uur te vroeg met
de ponton gesloten zou worden. Ook de werke
lijk voorgekomen binnenwaterstand na de slui
ting is getekend. Het verval, dat na de sluiting
voorkomt, houdt de caisson in de opening ge
drukt.
zZ_
GEMETEN GET'JL'JN BUITEN,OP OE DAG VUN DE "SLUITING.
•BEREKENDE STROOMSNELHEDEN. V
-GEMETEN STROOMSNELHEDEN.
MOMENT VAN
DE SLUITING.
19 21 23 1
11 UREN
Fig. 4. Voorbeeld van het verloop
van de waterbeweging bij plaat
sing van één der Phoenix pontons
volgens berekening en waarne
ming bij de afsluiting van het gat
bij Ouwerkerk.
GEMETEN GETUL'JN BUITEN,OP 5 NOVEMBER 19S3.
BEREKENDE STROOMSNELHEDEN.
GEMETEN STROOMSNELHEDEN.
11
13
15
17 19
21
23 UREN
In verband hiermede zijn bij ieder sluitgat speciale bere
keningen uitgevoerd voor de omgeving van de kenteringen.
Dan zijn de omstandigheden geheel anders dan bij het
hiervoor behandelde geval van de grootste snelheden. In de
omgeving van de kentering zijn nl. de snelheden zo gering,
dat de wrijvingskrachten op het maaiveld practisch te
verwaarlozen zijn.
Zoals U weet hebben we te maken met een hoogwater
en een laagwaterkentering. Er bestaat echter een belangrijk
verschil tussen de physische omstandigheden bij de zgn.
hoogwaterkentering (dat is de overgang van vloed- naar
ebstroom) en die bij de laagwaterkentering (van eb- naar
vloedstroom).
Bij Schelphoek, waar de sluiting voor een belangrijk deel
op het maaiveld tot stand gebracht is, moest bij deze slui
ting van de hoogwaterkentering gebruik gemaakt worden.
Ook voor dit geval werden verschillende berekeningen uit
gevoerd. In verband met de toegestane spreektijd zal ik
hierop niet nader ingaan, maar meer in het bijzonder aan
dacht wijden aan de laagwaterkentering, die voor de geul
sluiting van de gaten van Kruiningen (zie fig. 3), Ouwer
kerk (zie fig. 4) en Hellevoetsluis van het grootste belang
is geweest.
Zoals U weet, wordt bij een zgn. geulsluiting, waar een
sluitgat van vrij grote afmetingen ineens wordt geblok
keerd, de beslissende operatie bij de laagwaterkentering
uitgevoerd.
Het verloop van de snelheid bij de laagwaterkentering is
vooral afhankelijk van de vorm en uitgestrektheid der
geulen, die zich binnenwaarts gevormd hebben en van de
hoogteligging van de aangrenzende terreinen. Zodra de
waterstand in de geulen voldoende is gedaald, zullen op het
maaiveld bij de randen van de geulen volkomen overlaten
gaan optreden (watervalletjes). Als dat het geval is, oefent
de waterstand in de geul geen invloed meer uit op de af
voer van de overlaten; de hoogte van het terrein en de
totale lengte van de overlaten (bepaald door de vorm van
het geulenstelsel) zijn dan de bepalende factoren. Met
behulp van nauwkeurige hoogtekaarten en luchtfoto's, die
de vorm van de geulen weergeven, kan men dan de afvoer
door de geulen berekenen en dus ook de snelheid in het
sluitgat.
Nu gaan deze overlaten reeds optreden vóór het tijdstip
van L.W. buiten. Na L.W., dus bij stijgend getij buiten,
neemt ook de waterstand in de geulen toe, waarvoor dus
water aangevoerd moet worden. Dit water is afkomstig
van de overlaten op de randen van de geulen. Het over
schietende water van de overlaten stroomt dan door het
sluitgat naar buiten. Zodra nu de hoeveelheid water, die
per seconde nodig is om de geulen te vullen, bij stijgende
14