Fig. 21. Lek onder een caisson. Fig. 22. Stroom in het sluitgat bij Ouwerkerk. storten zo ver verminderd, dat liet gat kon worden gedicht met Phoenix Ax-pontons. Door het maken van die drempel werd het gat weer verkleind en dus de stroom versterkt en dus kwam de vraag weer naar voren over de kritieke snel heid. Men wist nu, dat het najaar zou worden, waarin de kans op vrij hoge zeestanden niet mocht worden verwaarloosd. Op grond van de in vroegere jaren waargenomen peilen besloot men te rekenen op een vloedhoogte van NAP 2,9 meter. Het gat moest zo ruim worden, dat zelfs bij deze hoge stand de stroomsnelheid niet zo groot zou worden, dat in één dag onherstelbare schade zou worden aangericht. Deze eis leidde tot „operatie vier maal Phoenix". Er waren drie van deze kolossen nodig om het gat af te sluiten, de vierde fungeerde als landhoofd en werd dus vooraf (nagenoeg) buiten de hoofdstroom geplaatst. De manoeuvres zijn weer bekeken in het laboratorium en men moest nu wachten op het gereedkomen van de landhoofden. Ook was het nodig het westelijke dijkgat uit te schakelen; dit geschiedde met een dwarsdam, die een klein „Levensstrijdje" nodig maakte. Het wachten was ook op het K.N.M.I. Men moest de drie sluitpontons namelijk één voor één neerzetten (er is wel over gedacht om er twee bij één kentering neer te zetten, maar dat werd, als tè avontuurlijk, verworpen) en wel telkens aan het eind van de ebstroom. De „hoge ken tering", na de vloedstroom verliep zo snel, dat er geen tijd zou zijn om de pontons te laten zinken. Na het plaatsen van de eerste ponton werd het gat zo nauw, dat een hoog tij te grote stroomsnelheden zou ver oorzaken. Nadat ook de tweede ponton was neergezet, werd zelfs bij normale omstandigheden de stroomsnelheid bedenkelijk groot. Een „geringe verhoging" zou dan waarschijnlijk catastrofaal zijn. Het werd zelfs nodig ge oordeeld na het zetten van de voorlaatste niet langer dan één getij te wachten voor het plaatsen van de laatste. Eén van beide manoeuvres moest dus in het duister geschieden. Op de laatste bespreking tussen aannemers, directie en ad viseurs (1 November, te Delft) werd daarvoor het neer zetten van de sluitponton gekozen. Het programma werd duswachten tot De Bilt met grote waarschijnlijkheid anderhalve dag rustig weer in het voor uitzicht stelde, dan overdag plaatsen van een Phoenix- ponton, de volgende dag de tweede en de nacht daarop de laatste. Het K.N.M.I. gaf in de middag van 4 November de raad, te beginnen. Diezelfde dag waren de landhoofden zo ver, dat men de sprong wel durfde te wagen, al was het op het nippertje. Nu liep alles goed. De depressie, die nog moeilijkheden had kunnen veroorzaken, vulde bijtijds op. De manoeuvres in de ochtenden van 5 en 6 November verliepen volgens het programma. De stromen bereikten die laatste dag een snelheid van meer dan 4 rn/sec. Dit zag er Vervaarlijk uit (foto 18) en er zijn ook veel stenen meegesleurd, maar de kuilen werden toch niet gevaarlijk meer. Wel kregen we de indruk, dat de laatste sluiting niet nog een halve dag had mogen worden uitgesteld. Het werken in het donker was dus noodzakelijk. Gelukkig veroorzaakte de, door de „kunstmanen" ge temperde, duisternis niet al te veel bezwaren. Ook de laatste ponton kwam veilig op zijn plaats en vond steun tegen zijn voorgangers, die inmiddels enigszins waren ge ballast. Het laatste „grote gat" was gedicht. 11

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 13